De bladeren vallen. En ja, mijn veerkracht dwarrelt soms ook naar de grond.

De dagen worden korter, de kilte sluipt ’s morgens en ’s avonds ons leven binnen. Ik heb meer licht nodig en minder gewicht op mijn schouders.

Ik zeg het, maar niet zo vaak als er nu noten naar beneden hotsen. Ik fluister het, maar niet zo stil als het ritselend herfstblad kraakt. Ik voel het, op meer momenten dan ik zou willen. Het is lastig. Het zijn lastige dagen, weken, tijden. Ik worstel.

Ik schrik er niet van, want twee fulltime werkende ouders en drie kinderen is op papier een uitpuilende combinatie. Er zijn niet genoeg handen en uren om er voor alles en iedereen te zijn. Het is een continu verscheurd zijn tussen het zo goed mogelijk willen doen op beide fronten. Werk en gezin. Die twee ballen zijn al zwaar genoeg. Het is moeilijk om ze hoog genoeg te gooien om er nog andere ruimte tussen te krijgen. Voor mezelf. Voor ons. Voor andere mensen die we graag zien. Ademruimte.

Ik weet dat ik niet alleen ben met dit gevoel. De ratrace is voor veel mensen een struggle, toch? Ze lijkt ook gewoon dubbel zo hard binnen te komen na een pandemisch verplichte rust. Ik heb lessen geleerd uit die periode, maar het lijkt alsof de “maatschappij” (wie of wat is dat eigenlijk?) ze allemaal weer vergeten is. Nutteloze files groeien aan, agenda’s worden volgegooid en vervelende verplichtingen aanvaarden geen corona-excuus meer.

Mijn job is prachtig, boeiend, leerrijk en vervullend. Maar ook pokkezwaar. De belasting is hoog en het gaat echt even van dag tot dag. Als het op werk aankomt, ben ik graag voorbereid en georganiseerd. Zodat ik de ruimte heb om te improviseren waar dat nodig is. Maar het is op dit moment zo-veel, dat het structureel improviseren is. Ik ben elke avond doodop, soms ook met een traantje.

Daar spelen natuurlijk andere zaken mee. Een fantastische dochter die ons al twee jaar uit onze slaap houdt bijvoorbeeld. Dat tast de rek aan. Ik weet dat het ooit goedkomt, maar nu moeten we er wel door. Elke dag (maar vooral ook nacht) opnieuw. Ik verwacht geen pasklare oplossing hiervoor (begin aub niet over slaapcoaches of laten huilen, not an option voor ons), het is gewoon een oneerlijke strijd in een leven waarin verwacht wordt dat je wel altijd fantastisch uitgeslapen bent. Twee fantastische jongens die ook de nodige aandacht verdienen. Naar voetbaltrainingen gebracht moeten worden. Waar je naast zit om de eerste woorden te lezen. Oh mijn team, mijn heerlijke team.

Moet je weten, ik leg de huishoudelijke lat heel laag. Mijn grootmoeder zaliger zou nog dieper onder de grond kruipen als ze mijn living zou zien. Als ze mijn ongestreken kinderen zag rondlopen. Of zou weten dat ik weer geen soep gemaakt heb. Maar het is wat het is, het is gewoon ploeteren. Thank god voor onze poetshulp een paar uur per week, maar het blijft dweilen met de kraan open. Het is gewoon te veel werk voor te weinig handen en uren.

Dat is altijd al zo geweest, maar ik voel dat mijn veerkracht minder is. Er is zoveel gebeurd de laatste jaren, maar er was nooit ruimte om dat met de nodige zorgen te behandelen. Altijd moest ik doorgaan. Geen tijd voor zalf, geen ruimte voor ruimte. Doorgaan, want de sneltrein met miserie bleef maar traumavaliezen in de wagons gooien. De rugzak weegt, bijna zwaarder dan toen we er middenin zaten.

We zoeken naar oplossingen. Structureel, al lopen we daar wel een beetje vast. Hulp is niet eenvoudig, familie woont ver en 4/5 gaan werken (wat ongeveer 30 keer per dag als suggestie in mijn DM op instagram valt) is echt geen oplossing. Het is hoogstens een pleister op een wonde waardoor het op een andere plek harder kan gaan bloeden. We denken na. We wikken en wegen. Maar het is bijna altijd Tom en ik, in dit bedrijf.

We zoeken naar oplossingen. Minimaal, in kleine dingen. Zoals een klein wandelingetje tussen de ochtendrush en werk, waarin we een kwartiertje alleen maar aandacht hebben voor elkaar. Zoals een beetje uit het raam staren op de pendeltrein. Zoals nee zeggen tegen alles in de agenda dat niet strikt noodzakelijk is. Zoals frietjes op zaterdag na de scouts. Zoals elke ochtend even in elkaars hand knijpen. Zoals blijven praten en uitspreken.

Dat het dus lastig is. Dat ik het moeilijk heb. Dat ik heel erg moet opletten, maar me daar ook heel erg van bewust ben. Ik doe mijn best.Met heel kleine dingen. Ik probeer heel hard om niet onder de berg terecht te komen, maar er traag over te klimmen. Of naast te wandelen.

De bladeren vallen. Mijn veerkracht is even fragiel geworden als een verdorde tak. Maar het wordt ook weer lente, in het verre straks.

Leve de lente. Lenteliefs(t).