Een coup de foudre is me niet vreemd. Het eerste moment dat ik Tom zag, was nog net niet het moment dat ik hem vroeg om de vader van mijn kinderen te worden. Maar er zouden hier zelfs helemaal geen nakomelingen rondlopen, als die andere liefde op het eerste gezicht er niet was geweest: Gent.

Dit jaar is het precies twintig jaar geleden dat er vanuit het verre Antwerpse dorpje Onze-Lieve-Vrouw Waver een paardencamion vertrok met wat meubeltjes en een heel klein hartje. Je mag dat vrij letterlijk nemen. Want mijn vader had de stront wel zo goed mogelijk opgekuist, het was toch vooral een vrachtwagen om paarden mee te vervoeren en geen verhuismobiel.

Mijn grootmoeder had een doos versgebakken lekkers meegegeven. Een wafeltje delen om het ijs te breken bleek geen slechte tactiek. Er waren zes kamers in het huis in de Florbertusstraat nummer vier. In het kleinste zolderkamertje zat iemand die iemand kende die ook Germaanse Talen ging studeren. Daar op de trap ontmoette ik voor het eerst Iris, waar ik de rest van mijn universitaire carrière naast zou zitten in de aula. Zij porde me aan om vragen te stellen (geen moeite mee, zelfs niet in aula E), ik trok mijn grote mond open. Zij kwam een beetje op mijn kot hangen tijdens springuren, ik maakte pasta met tonijn (uit blik uiteraard, vanwege het studentenbudget).

Het was een serieuze onderhandeling geweest om naar Gent te mogen gaan. De meerderheid van mijn middelbare scholieren trok naar het geografisch logische Mechelen of Leuven, een enkeling naar Brussel of Antwerpen. Mogelijks kwam daar zelfs de sluwe tactiek aan te pas van Zweeds te willen studeren (alleen beschikbaar in Gent) om dan bij de inschrijving plots toch nog naar Engels en Nederlands te switchen. Maar dat had ik wel verdiend na de teleurstelling van de toneelschool, want ik had nog maar net mijn acteerdroom in duizend stukjes bij elkaar geveegd.

De verliefdheid was instant. De eerste stap die ik op Gentse bodem zette, voelde als thuiskomen. Het klinkt geweldig melig, maar de stad klopte met wie ik ben. Ik wist toen al dat ik daar ooit wilde gaan wonen. Hoewel dat de eerste kotjaren een bizar idee leek en me zelfs een relatie gekost heeft, was het verlangen om Gentse te worden te groot.

De eerste jaren had ik geen fiets en heb ik de stad gewoon te voet verkend. Ik besefte toen nog niet hoeveel tijd je eigenlijk hebt als student en genoot van elke wandeling. Dat alles zo dichtbij is, heeft mij altijd aangetrokken in het stadsleven. Maar het was vooral de Gentse vibe die mij van mijn sokken heeft geblazen. Dat licht anarchistische, tegendraadse, sympathieke en culturele kantje van de stad.

Mijn eerste diploma (Germaanse Talen) haalde ik in de schaduw van de Blandijnberg en ik bleef daar netjes hangen toen ik voor mijn volgende diploma (postgraduaat Journalistiek) naar Brussel trok. Ik was trouwens niet alleen, de helft van mijn medestudenten pendelde elke dag van Gent naar onze hoofdstad.

Toen ik van student naar werknemer ging, was er geen sprake van terugkeren naar de heimat. Ook al betekende het nog een (illegaal) jaartje langer op een kot zonder warm water, het was het helemaal waard. Het was een zachte overgang naar helemaal op eigen benen staan. Ik verhuisde naar een piepklein appartementje waar veel mensen hun draai niet zouden kunnen vinden (het was zo klein dat draaien moeilijk was), maar ik vond het heerlijk. Een domicilie in de stad van mijn dromen, dat was echt bucketlist materiaal.

Dat ik er de man van mijn leven zou tegenkomen en er drie kinderen op de wereld zou zetten (die uiteraard die heel typische tongval en rrrr hebben), was een gigantisch cadeau.

Er zijn zeker nadelen aan het stadsleven. Vooral bezoekers vloeken wel eens omdat we geen oprit hebben waardoor ze vaak heel wat blokjes moeten rijden om een parkeerplek te vinden. Mijn jongens willen graag een grote tuin, maar gaan gelukkig ook vaak voetballen met vriendjes in het park vlakbij. Want ook dat is – net als ongeveer alles – lekker dichtbij.

Er zijn weinig dingen die me zo rustig maken als op mijn fiets door Gent rijden. Ik word daar echt elke keer gelukkig van. Van Gentenaar zijn, van hier te mogen wonen. Er zijn zeker ook nadelen (geen oprit en al), maar voor mij werkt het.

Een verslag van twee decennia in Gent

Ik arriveerde hier toen we van Belgische Frank naar Euro gingen. Een knipoog later vieren we ons porseleinen huwelijk. Hier en daar wat grijze of andere haren, maar nog dezelfde streken.

Gelukkig blinkt de stadsliefde nog even hard, de volle twintig jaar later.