We kunnen het allemaal niet geloven, dat er al twee jaar voorbij zijn. Dat het twee jaar geleden is dat jij veertien weken te vroeg in de tijd kwam. Je had nog drie maanden in mijn schoot moeten wonen, maar dat werden 82 dagen in het ziekenhuis.

Een mijlpaal werpt je bijna automatisch terug naar hoe het begon. We waren bang, we zijn getraumatiseerd, we leefden weken op adrenaline, we moesten heel diep gaan. Ik zal nooit vergeten hoe de neonatoloog aan het voeteinde van mijn bed stond en zei dat de kans dat we een ‘normaal’ kindje zouden krijgen eigenlijk onbestaande was. Je zat nog in mijn buik toen we moesten beslissen of we je zorgen zouden toedienen of niet. We kozen voluit voor jou, maar het zinderde wel na. Je zou er bijna sowieso iets (of veel) aan overhouden. Een paar dagen na dat gesprek was werd je geboren net voorbij de wettelijke termijn van 26 weken. Veel te vroeg. Veel te klein.

Fast forward naar vandaag. Naar hoe hier een pittige peuter rondloopt die heel goed weet wat ze wil. Ik zie je hier paraderen en kan nauwelijks geloven dat jij ooit een doorschijnende kilo mensje was. Want nu ben je twaalf kilogram enthousiasme.

Misschien waren we gewoon vergeten hoe intens peuters kunnen zijn, maar het zou ook kunnen dat die twee grote broers nooit jouw level van pittigheid hebben gehaald. We hebben afgelopen zomer geen seconde op onze strandstoel kunnen zitten, want jij wandelde instant met een arrogante blik richting de dijk of de zee. Gezellig met potjes, water en zand spelen? Nope, constant op wandel.

We mogen je nooit uit het oog verliezen, want je hebt maar een seconde nodig om op de tafel te klimmen. Je staat in een wip bovenaan het laddertje van het stapelbed en kruipt vlotjes twee verdiepingen omhoog. Toen je net uit het ziekenhuis kwam volgden we Bobath-kine omdat extreem prematuren motorisch doorgaans een achterstand hebben (omdat ze geen spiertonus hebben kunnen opbouwen in de baarmoeder), maar na een paar sessie kregen we ons ontslag met de boodschap dat je voor zat op je (gecorrigeerde) leeftijd. Dat is niet gestopt, van onze drie kinderen liep jij het eerst.

Misschien daarom dat taal een beetje trager gaat. Al mag ik dat misschien niet zeggen. Je brabbelt honderduit, maar we verstaan er niet zoveel van. Maar het het arsenaal aan woordjes groeit elke dag. We ontcijferen al vlot ‘water’, ‘nog’, ‘klaar’, ‘efallen (= gevallen), ‘zitten’, ‘paardje’, ‘pamper’, ‘poes’…en ga zo maar door. En vooral, je hebt eigenlijk helemaal geen woorden nodig.

Soms is het wel een beetje dwingend, maar je maakt op anderen manieren vlot duidelijk wat je wilt. Als we te lang binnen gezeten hebben, kom je onze schoenen brengen. Als je honger hebt, ga je aan de kast staan en begint te wijzen tot wij er uit halen wat je voor ogen had. Als je in bad wil, doe je je kleren uit in de badkamer. Allemaal redelijk duidelijk, dus waarom heeft een mens eigenlijk zinnen nodig?

Een tijdje terug waren we op de eerste voetbalmatch van Basiel. Bij elke goal werd er uitvoerig gejuicht en jij dacht kei hard dat je het voor jou was. Je gezicht was geld waard. Aan de kassa van de supermarkt zwaai je uitvoerig naar de medewerker, die er vaak nog gratis kushandjes bovenop krijgt (kregen we maar korting in ruil voor al die cuteness). Als je gaat slapen, waggel je eerst naar je broers om die nog een dikke knuffel te geven. Je smoelenwerk moet niet onderdoen voor dat van Jacques Vermeire en je bent zo schattig als je met te grote schoenen rondloopt. Of als je een boekje leest. Of aan je werkbank staat te knutselen. Schattig en grappig, dat zijn sleutelwoorden voor peuters. Volgens mij doet de natuur dat expres, omdat je anders zou omvallen van vermoeidheid.

Ik kan niet geloven dat je ooit een doorschijnende kilo mensje was, want nu ben je twaalf kilogram enthousiasme.

Soms kijk je niet om en loop je weg, op andere momenten wil je me absoluut niet loslaten. Ik parafraseer: op andere momenten mag ik zelfs niet naar het toilet gaan een paar meter verderop. Ik zal de olifant in de kamer maar benoemen: vooral ’s nachts zijn we nog niet op een punt dat het voor iedereen aangenaam is. Ik begrijp volledig dat je graag gezellig tegen je moeder ligt (ik lig ook graag gezellig tegen je vader), maar na twee jaar zouden we het wel fijn vinden om al echt in deftige blokjes te kunnen slapen. Het is niet dat ik je liever ga zien als je het niet meer om de paar uur op een wenen zet, maar mijn wallen zouden er wel bij varen.

Twee jaar betekent ook dat we de WHO-norm gehaald hebben. Dat was uiteraard altijd mijn hoop en droom, maar het was absoluut geen evidente weg. Het ziekenhuis heeft (vaak onbewust) op alle mogelijke manier tegengewerkt om je aan de borst te krijgen, ik ben fier dat het uiteindelijk toch gelukt is. Teamwork van ons beiden, dat we met veel plezier verder zetten tot je klaar bent om het los te laten. Ik ben trouwens al even klaar om het ’s nachts los te laten lieverd, maar die memo is nog niet tot bij jou geraakt. Uhum.

Oh Rosalie. Elk kind is een wonder, maar jij bent echt een mirakel. Je conceptie was eigenlijk al onmogelijk en daarna heb je nog een keer alle statistieken over extreem premature kindjes door elkaar geschud. We zijn nog niet out of the woods met jou, want er is nog lang opvolging in het COS (centrum voor ontwikkelingsstoornissen). Maar de experts hebben voorlopig nog geen problemen bij jou ontdekt (dat er ook eten in je onbestaande haardos hangt na de maaltijd zien zij niet als een probleem) en ook voor ons ben je perfect.

Pittig, maar perfect.

Gelukkige verjaardag liefje,

Je mama