Het kwam gewoon binnen in ons Whatsapp-groepje, waardoor ik er achteloos op klikte. De eerste minuut wist ik niet goed naar wat ik aan het kijken was. Ik vroeg me hardop af waarom mijn moeder het had doorgestuurd. 

Ik zag een soort aftermovie, van een event dat duidelijk voor het hele corona tijdperk had plaatsgevonden. Er zat een slecht muziekje onder gemonteerd en ik begon mijn aandacht te verliezen. 

Maar toen stokte mijn adem. Ik moest happen naar lucht en voelde mijn maag in elkaar klappen. 

Toen hij stierf, waren de tijden al even digitaal als nu. Maar toch was het verschrikkelijk lang geleden dat ik hem had gezien. Zien bewegen, zien lachen. Echt zien. Het was zo vertrouwd om hem zijn kaken te zien binnentrekken, het voelde zo als altijd om zijn hoofd te zien knikken, maar het was ook een ijskoude douche. 

Het filmpje was de aan-knop van een tranenwaterval. Het was lang geleden dat ik nog zo hard had gehuild. Ik drukte telkens opnieuw op play, ook al was het even pijnlijk als mooi. Ik voelde opnieuw zeventien messen in mijn ribbenkast. Ik voelde weer hoe ik vanbinnen scheurde, daar waar het al dunnetjes gerafeld was. 

De tranen komen sindsdien weer vaker. We zijn meer dan drie jaar verder en de realiteit is nog maar eens staalhard binnen gekomen. Hij is dood. Hij komt nooit meer terug. Ook dat is rouw, het gaat niet voorbij. 

Hij zal nooit meer gruwelijk te laat komen, alle ogen naar zich toe trekken en er met een kwinkslag vanaf komen. Hij zal nooit meer patserig van de oprit van mijn ouders rijden, waarbij hij het bochtje aan de stalpoort altijd net iets te snel nam. Hij ziet mijn kinderen niet opgroeien, wij zien hem niet ouder worden. 

Ik moet nu weer proberen om de losse eindjes binnenin aan elkaar te knopen, zodat ik niet helemaal uit elkaar val. De vragen die weer op mijn lippen branden, moeten weer rustig gaan smeulen. Het is weer zoeken naar een evenwicht om te leven met wat er gebeurd is. Het is weer zoeken naar hoe het leven is zonder hem. 

In de gerafelde after movie.