Gisteren kwam P. bij ons eten. De beste vriend van mijn lief. Vriend des huizes. Hij ging normaal zondag al voor ons koken, maar het zijn toen uiteindelijk frieten van de frituur geworden. Wegens te lui en te warm en geen goesting. Weinig begrip van mijn kant, dus ik eiste meteen een nieuwe datum om alsnog van de kookkunsten van P. te genieten. Ah ja, beloofd is beloofd.

Gisteren stond hij daar. Met een pot rode currypasta. De rest van de ingrediënten zaten ergens in onze voorraadkast of diepvries (rijst, kokosmelk, scampi, wokgroenten). Ik merkte al snel dat ik mijn keuken toch precies niet zo heel graag afgeef. Dus beslisten de mannen dat ik gewoon rustig in de zetel moest zitten. Zij gingen wel voor het eten zorgen. Ik kreeg zelfs een drankje geserveerd, tot aan de zetel zowaar. Ik keek ondertussen naar tijdverdrijvende programma’s, onze logee van anderhalf (waarover later meer) lag al heerlijk te knorren. No stress.

Ongeveer een halfuur later kwamen er twee mannen en twee potten uit de keuken. Ik zette me schrap. Het aroma was niet onaardig. Ik zag het helemaal zitten. Tot ik na hap twee merkte dat mijn keel in brand stond. De brandweer van Gent moest er bijna aan te pas komen. Ik ben misschien in bepaalde domeinen een hete doos te noemen (tss, dat zegt ge toch niet van uw eigen Sofie), maar in het departement eten ben ik duidelijk een woessie. No Thai tourist spicy for me, babe. (Gelukkig had ik al redelijk wat gegeten van de hapjes. Bruschetta’s met drie soorten pesto. Mmm)

De mannen zetten stoer door. Ze vonden het zelfs heel lekker. Maar in combinatie met het warme weer, dat na een hele dag zon op onze volledig met glas omgeven zesde verdieping stevig te voelen is, was het toch een beetje veel. Er werd gezweet en gepuft, laten we zeggen.

Mijn lief, die al langer op dat appartement met hete living woont, doet dan meestal gewoon zijn T-shirt uit. Soms ook nog zijn broek (boxershort wordt proper aangehouden, anders zou het wel heel gortig zijn, zo aan tafel en al). Wij zijn dan precies een beetje op vakantie.

“Ge vindt dat toch niet erg, P.?”, zei mijn lief terwijl zijn polo al op de grond lag (ja, op de stoel in de slaapkamer leggen, dat zou te veel moeite zijn).

P. keek een beetje verbaasd

. “Euh nee, ik vind dat niet erg. Maar ik vind dat wel een beetje raar”.

En toen deed hij toch ook zijn T-shirt uit. En zat ik met twee halfblote mannen in de living.

Bromo’s. Dat zijn het.