Het zou nu beter moeten gaan. We zitten ondertussen in week 13. Helaas. Op de nacht dat het allemaal zou gaan gebeuren – die geweldige ommekeer –  is het klein een beetje anders gelopen. Ik heb me de afgelopen weken al serieus ellendig gevoeld. Dat gaat van vreselijk slechte nachten en toch doodmoe zijn, misselijkheid overal mee naartoe nemen tot je je bijna niet meer kan herinneren hoe het voelt om je normaal te voelen tot constant een buik hebben die voelt alsof hij net 7.000 buikspieroefeningen heeft afgelegd. Ellende. Mottig.

Maar ik klaag niet. Ok, ik probeer niet te veel te klagen. Ik heb namelijk ongelooflijk veel geluk dat er een kindje in mijn buik groeit, dat is een wonder. En op het moment dat je daar op de gynaecologentafel ligt en de dokter zegt ‘Het is niet voor niks geweest, want hij is prachtig gegroeid’, ben je dat ook even vergeten. (Ik vertel nog wel over die keer dat ik daar in mijn halve blootje lag en de echo toch niet inwendig bleek te zijn. En misschien ook wel over het moment dat er geklopt werd en er iemand naar de chauffage kwam kijken. Ow ja, toen ik daar met mijn benen en naaktheid in de beugels lag).

En ondanks de verschrikkelijke misselijkheid en vreemde relatie met voedsel, was ik toch blij als een klein kind dat ik nog niet heb moeten overgeven. Want heb een klein beetje een fobie. Naast muizen en ratten, ben ik ook als de dood voor kotsen. Het was dan ook eeuwen geleden dat ik het nog eens gedaan had. 13 jaar om precies te zijn. Ergens in het tweede middelbaar, toen ik op een zaterdagmiddag net iets te veel suikerbrood had gegeten en me dat niet goed was bekomen. Ik vind het een verschrikkelijk gevoel. Ongelooflijk dankbaar dus, dat ik die eerste maanden zonder vomiteren was doorgekomen.

Let u op de verleden tijd? Was. Want net toen ik vol enthousiasme het eerste trimester aan het uitzwaaien was. Helemaal klaar voor de roze wolk, de sloten energie en het schattige buikje van het tweede trimester. Ben ik de pot tegengekomen.

Een hele nacht. Op. Over. Naast. De pot. In stukken, met telkens een halfuur zweten of halve slaap tussen. Rond 3u52 zat ik alweer over mijn goede vriend. Een kwartier voor mijn wekker ging afgaan, want ik had de vroege shift. Ik was uit bed moeten springen. En spurten. En na de ‘sessie’ ben ik huilend bij mijn lief gekropen. ‘Liefje, ik heb moeten overgeven’. Dat was gelijk het enige wat er nog uitkwam. Ik huilde alsof het plafond net naar beneden was gekomen. No longer vomit-free. The spell was broken.

Wat volgde waren een vreselijke ochtendshift waar ik me doorgetrokken heb, drie dagen op de zetel, vijf films en alle uitzendingen op Vitaya en Vijf tv.

Op het moment dat de misselijkheid zou moeten overgaan, kom je buikgriep tegen. Gezellig jong. Echt kei gezellig.