Gisteren nog eens op bezoek geweest bij mijn kersvers neefje Niels. Omdat het ons eerste officiële – doch onaangekondigde – bezoek was, werd er een flesje opengetrokken. (Ik was uiteraard al eens naar het ziekenhuis gespurt een paar uur na de geboorte, omdat ik me bij baby’s zeer moeilijk kan inhouden. Maar nu ging mijn lief ook mee.)

Een topidee, dat van dat flesje. Vooral omdat mijn lief nog niet gegeten had en het meteen zichtbaar naar zijn hoofd steeg. Al zijn rode kaken wel schattig natuurlijk.

En Sofie, die drinkt geen alcohol. Hahaha. Laten we haar een sapje geven. Hahaha. Dat is grappig en zo. Zo’n sapje waarbij de nostalgie in uw gezicht mept: een Caprisonneke. Zijt ge mee? Ge staat meteen weer op de speelplaats. Met een koekje en een sapje. Speeltijd. Mmm. Bestond dat op mijn werk ook maar. En tegen die lange zomervakantie zou ik ook geen nee zeggen.

Maar ik wijk af. Back to the juice. Ik zal vast verschillende keren zwaar onder het caprison-sap gezeten hebben in mijn kleutertijd, maar dan is dat aanvaardbaar. Mogelijks zelfs schattig. Maar nu, toch meer dan twee decennia later, is dat gênant. Ik kreeg dat ding werkelijk totaal niet open. Dus hoe doen kleuters dat? (Of zijn het de juffen die daar voor opdraaien?)

Enfin. Nonkel G. ging met grote zwier eens tonen hoe het wel moest. Even kort en krachtig duwen. Dat zou de truc zijn.

U begrijpt dat ik hem zeer stevig heb uitgelachen toen dit het resultaat was.