Als je kind de eerste drie maanden van haar leven in het ziekenhuis doorbrengt, waarvan de helft op een intensieve afdeling, is alles anders. Hetzelfde, maar toch anders. Als jouw buik haar veertien weken te vroeg heeft los gelaten, is het moeilijk om in het ouderschap dat buikgevoel weer te gaan vertrouwen. Nochtans was het altijd een duidelijk en sterk gevoel voor mij, maar bij Rosalie wilde ik het niet meer geloven. Een breuk tussen mijn buikgevoel en mezelf.

Toen de kabels en monitors werden afgekoppeld, vond ik een klein beetje van dat vertrouwen terug. Ik probeerde krampachtig om toch een soort kraamtijd te hebben. Al het kangoeroeën ten spijt, probeerde ik de verloren tijd toch ergens in te halen. Ook daar een breuk tussen hoofd en hart. Want nooit zal ik echt kunnen rechttrekken dat ze twee en tachtig dagen in een kil en eenzaam bedje heeft gelegen, in plaats van onder mijn hartslag.

Rosalie in de couvouse.

Het stond weken stil, maar toch haalt het leven je weer in. Zeker als het wonderkind besluit dat de meeste statistieken van extreem prematuren op haar niet van toepassing zijn. Je vervalt weer in de drukte. Het trauma wordt bewust en onbewust toch wat in een hoekje geduwd, want ‘ze doet het zo goed’.

“Als jouw buik haar veertien weken te vroeg heeft los gelaten, is het moeilijk om in het ouderschap dat buikgevoel weer te gaan vertrouwen.”

Als moeder hoop ik dat mijn kinderen heel goed wortelen, opdat ze daarna met tonnen zelfvertrouwen kunnen uitvliegen. Ik geloof dat de wetenschap dat het veilige nest er altijd voor hen is, hun fundament is voor ontdekking en avontuur. De theorie is natuurlijk mooi, maar wordt waarschijnlijk wel eens geplaagd door de praktijk van de dagelijkse jongleermiserie. Maar ook als je wel eens uit je krammen schiet, kan het huis behangen zijn met warmte.

Net als ik dat buikgevoel weer vrij spel begon te geven, waren er experts die toch graag even de puntjes op de i zetten.

Oei, ze kan nog niet springen, mevrouw. Ze heeft geen rechte lijn naar links maar naar recht getekend, mevrouw. Ze zou op een andere manier de trap moeten oplopen om echt ok te zijn, mevrouw. Maar maak u geen zorgen hoor, beetje motorische achterstand.”

Het deed ons toch wankelen, zeker als het over haar schoolstart ging. Rosalie zou een decemberkindje worden. Ik zou niet alleen vragen om de kroketten door te geven (en die met één hand opeten), maar ook de tepelzalf. De lichtjes van de kerstboom zouden die keer echt feest zijn na veel donkerte. Want er was een kindje geboren, een lichtpunt. Maar het was nog zomer toen ze kwam. De hele herfst daarna was op adrenaline.

Naar de kleuterklas?

‘Normaal’ zou ze dus in september 2022 naar school gaan, want ze zou ergens de komende weken twee en een half jaar worden. Volgende instap na de grote vakantie. Maar als je de correctie achterwege laat, is ze op 15 maart al officieel schoolklaar verklaard. Want ze is al twee en half jaar hier. Na de paasvakantie mocht ze dus – in principe – naar de vlinderklas van De Piramide.

We hebben er weken, zelfs maanden over getobd. Is het niet te vroeg? Is ze er misschien toch aan toe? Wat doen we haar aan? Heeft ze al niet genoeg moeten doorstaan? Wat is de beste keuze? Samen met de opvang probeerden we het uiteindelijk gewoon. Met een halve dag. Met een week. Met kijken hoe het zou gaan. Met de mogelijkheid tot alles terugdraaien indien nodig. Op haar tempo, met een klein hartje.

Die boekentas bijna even groot als die kleuter.

Vrijdagmorgen zette ik haar af bij juf Axelle. Ze weet zelf waar haar hapje en drinkfles moet staan. Ze toont me elke dag waar haar jasje hangt. Ze wandelt de klas binnen, zwaait nog eens en duikt in het speelgoed.

Als ik haar die avond ging ophalen, kletterde ze met haar sandaaltjes naar mijn armen.

Met een luide “Mamaaaaaaa!” die je op slag doet vergeten dat er ooit een vertrouwensbreuk was met je buik.