Het overvalt me soms, dat ik zo graag nog eens met jou zou willen praten. We zijn tien jaar vreder en je hebt zoveel gemist. Ik wandel door ons huis en vraag me af hoe vaak jij hier zou zijn. Ik vraag me af wat jij er van zou vinden.


Voor die hersentumor je op een maand tijd onderuit haalde, was je de meeste kwieke 71-jarige die ik kende. Nog elke dag werken, nog elke dag energie als een jonge hond. Om dan een jaar lang af te takelen terwijl we je al kort voor de diagnose kwijt waren. Je was niet meer oma, alleen nog haar lichaam. 

Maar ik denk aan wie je daarvoor was. Een bikkelharde vrouw met geen ruimte voor nuance. Maar ook een zacht ei als het op haar kleinkinderen aankwam. Wij mochten alles. Ook de dingen die je je eigen kroost staalhard ontzegd of verboden had. Ik had een eigen kamer en het leek alsof ik even vaak bij jou sliep als thuis. Jij toverde elke keer weer het gevraagde uit je hoed, of beter gezegd uit je bodemloze kelder. 

Die is er niet meer oma. De kelder is leeggemaakt en afgebroken. Er is zo-veel veranderd. Zo ontzettend veel. 


Ik vraag me zo vaak af hoe het zou zijn. Hoe jij als overgrootmoeder zou overlopen van trots. Hoe jij zou vinden dat ik het doe, met drie kinderen en een full time job. Of je zou begrijpen dat het huishouden er soms bij inschiet, of je langs je neus weg toch eens een stevige opmerking zou maken. Misschien zou je wel stiekem mijn wasmanden komen stelen om ze gestreken terug te brengen. Want ik strijk niet, oma. Af en toe eens een kledingstuk als het echt niet anders kan, maar verder nooit. Zouden we daar gesprekken over hebben? Van niet-strijkende kleindochter tot grootmoeder met een stoomstrijkijzer, stoompers én strijkrol? Zouden we daar grapjes over maken? 


Hoe zou het zijn als ik met mijn bende jouw appartement zou binnenvallen? Waar ik vroeger gewoon een beetje kwam hangen. Om samen tv te kijken, of om een bad te nemen terwijl jij vanalles naar de badrand bracht. Waar je steevast een cent in mijn handpalm drukte als ik vertrok, want je was toch mijn meter.  Zou je dat met mijn kinderen doen? Zou je me complimenteren op hun goeie manieren of me voor gek verklaren als je zou zien hoe ik met hen omga? Responsief ouderschap staat mijlenver van wat jou vertrouwd was. Ik laat mijn kind nog geen nacht alleen in een kamer, jij liet hen in hun wiegje liggen en ging met groenten naar de veiling. Dat waren andere tijden en ik vraag me af of we elkaar daar in zouden vinden. Dat zouden boeiende gesprekken zijn, waarvan ik me afvraag of ik je zou kunnen overtuigen. Van koppige kleindochter tot koppige grootmoeder. 


Wat zou ik graag nog eens pannenkoeken komen eten op 1 november. Want je kon naaien als de beste, maar koken was – sorry dat ik het zeg – echt geen talent. Met uitzondering dus van pannenkoeken (maar echt: flinterdun en goudgele perfectie) en rijstpap met melk van den boer. Daarvoor zou ik zo graag nog eens aanschuiven. Met kristalsuiker uit je doos met rood schuifdeksel. Met botermelk uit een fles. Met jouw gezelschap. 


Oooh oma. Je was er niet toen ik mama werd. Je was er niet toen we een huis kochten. Je was er niet toen we trouwden. Je was er niet toen je kleinzoon stierf. Je bent er niet, en toch wel. 
De tonnen zakdoeken die je gestikt hebt, vinden altijd opnieuw de weg naar onze broekzak. De kussens die door je handen gingen, geven ruggensteun wanneer we het nodig hebben. Bij elke gordijn dat door mijn handen glijdt, moet ik aan je denken. Bij elk kledingstuk dat ik pas en niet 100% goed zit, moet ik aan je denken. Ik denk aan je.

 
Ik weet niet meer hoe je stem klinkt. Ik zie nog wel voor me hoe je beweegt, maar ik weet niet meer hoe je ruikt. Ik voel je blik soms priemen, maar weet niet van waar. 
Maar je bent er. We hebben het zo vaak over jou. Meestal met een grote knipoog. Met een straf verhaal. Met een glimlach.

We zijn tien jaar verder. Je hebt zoveel gemist. Ik wil met je praten.