Er zijn mensen die niet begrijpen dat je zo kan leven, maar ik ben nog nooit dronken geweest. Voor mij geen gewaggel (of toch niet van zattigheid), noch katers, mezelf hilarisch/gezellig/fantastisch vinden of ogen die een beetje gek beginnen te staan. Niets van dat alles, al 29 jaar bloednuchter hier.

Ok, het zou kunnen dat ik één keer geprobeerd heb om die sensatie mee te maken en op heel korte tijd een paar glazen van wodka cola heb gedronken (met mijn neus dichtgeknepen). En misschien heb ik daarna wel wat last gehad van een wereld die draaide, maar dat was de enige keer. En er zijn gelukkig maar een handvol getuigen van die ene (en enige) keer.

En er was ook dat drankje dat i. ooit voor mij geprepareerd heeft en dat ik eigenlijk nog wel lustte (van al de rest vind ik dat het smaakt naar rot fruit. En ik weet niet wat u daarvan vindt, maar ik vind rot fruit niet lekker. En dat meen ik heel serieus. Voor mij geen tiramisu met drank, noch saus. Ik haal het eruit, I swear.) Maar meer dan één heb ik daar niet van gedronken. Omdat – ik zal maar eerlijk zijn – ik eigenlijk wel heel bang ben om dronken te worden. En de controle te verliezen.

Dat gezegd zijnde, mijn lief heeft daar geen last van. En aangezien de drank zaterdag rijkelijk vloeide op het trouwfeest van C&K, zaten we ergens midden in de nacht met een ‘probleempje’.

Dikke fun op de dansvloer (hij danst anders nooit), lange interessante gesprekken met schoonbroer J. en hun twee Duvels (per keer, ik durf het totaal niet op te tellen). Grote liefde met mij, en plein public. Ik moet toegeven, op dat punt was hij een gezellige en grappige zatte. Dat grappige is gebleven, gezellig iets minder.

Want de problemen begonnen pas na de party. In de auto. Ik heb verder geen ervaring met dronkenschap, dus ik weet niet of mijn lief een punt heeft of niet. Maar volgens hem is autozitten een verschrikking als er drank in zijn lijf is. Dat is goed voor instant misselijkheid. Als hij naar huis kan wandelen of fietsen, is er geen probleem. In de auto moeten = kotsen. (Maar Zelzate was net iets te ver met de fiets of te voet, bolide it was)

De eerlijk gebiedt mij ook te zeggen dat ik hem alleen nog maar boven de wc-pot heb weten te hangen nadat hij met de auto werd afgezet (wc-pot, of de auto van P., dat kan ook). En de eerlijk gebiedt mij dan ook te zeggen dat ik daar een klein beetje boos om geworden ben. En dat ik redelijk luid ‘marginaal’ heb zitten roepen. En nog wat vieze dingen. (Maar ik was 6,5 maanden zwanger toen, dat mocht) En dat hem dat serieus teveel werd, waardoor hij dan maar besloot om met zijn hoofd half in de pot in slaap te vallen.

Deze info hebt u allemaal nodig, om het volgende tafereel te kunnen begrijpen. We schrijven zondagmorgen, ergens rond 3u. De auto is net vertrokken in de feestzaal in Zelzate. Ik bloednuchter aan het stuur, mijn lief iets minder nuchter daarnaast.

“Eej. Pas op joh, geen bochten pakken. Ik kan daar niet tegen.”

– Liefje, ik moest hier naar rechts. Dat kon even niet anders.

“Ooh. Het gaat niet hoor. Nee, het gaat niet goed.” (Tom hangt met één hand op het dashboard, één hand op de zijruit en zijn hoofd is naar beneden gebogen. Hij wordt steeds bleker.)

“ Serieus. Moet dat nu echt, altijd die lichten. Dat gaat hier niet voor mij hoor. Pas op joh, moet gij nu weeral optrekken en vertrekken? Oh. Het gaat niet.”

(Ik zeg niets, gniffel misschien een beetje en rij gewoon verder.)

“We zullen morgen wel ruzie maken. Maar nu niet. Nu echt niet. Het gaat niet. Morgen wil ik misschien wel ruzie maken. Maar nu niet. Nee, nee, nee. Oh. Ik kan niet meer.”

(Ik had nog steeds niets gezegd, zelfs geen kwade blik gegeven. Geen kwaad woord. Maar die ‘marginaal’ van de vorige keer, zat blijkbaar diep.)

– Geef me een teken als ik moet stoppen he. Best niet in de auto kotsen he liefje.

“Ja. Nee, het gaat wel. Nee toch niet. Ik weet dat ge kwaad zijt, maar nu niet. Nu kan ik er niet tegen. Morgen kan ik ruzie maken, morgen. Maar ik kan daar niks aan doen. Ik kan goed tegen drank, maar niet in de auto. Het ligt echt aan de auto.”

(Ik zeg nog altijd niks, maar moet wel een halve slappe lach onderdrukken. Tot we de bocht van de R4 naar de N9 moeten nemen, Tom bereikt een dramatisch hoogtepunt.)

“Zijde gij zot? Ah zo nen bocht. Ja. Ok. Nee, het gaat niet meer.”

Waarna hij in mijn vertraging naar het rode licht prompt uitstapte, zich over de vangrail boog en dingen deed waar ik niet naar durfde/wilde kijken. Ik zette ondertussen mijn knipperlichten aan, en hoopte dat het snel voorbij zou zijn. Ik stond daar niet meteen zo veilig.

5 minuten en een licht kotsgeurtje later

“Je bent boos zeker. Ik weet het. Maar morgen. Het gaat nog altijd niet zo goed. Morgen wil ik ruzie maken. Nu wil ik gewoon naar huis.”

Ik was nog steeds niet boos, ik vond het eigenlijk vooral heel grappig. Hij was zo zielig, lijkbleek en duidelijk bang van mij.

En de kater bleek nog mee te vallen. Toen ik vertelde wat er gebeurd was the night before, zei hij alleen maar, met de grootste puppy-ogen.

“Zullen we dan nu maar ruzie maken liefje? Of beter morgen?”

Yeah right, mister.