Op een koude vrijdagmorgen – ergens in het midden van de werkmarathon – stapte ik in de auto. Ik dacht nog “Tiens, ik heb me gisteren scheef geparkeerd.” Want ik mag dan wel een vrouw zijn, sinds ik in de Brugse Poort woon, zijn mijn parkeerkunsten er zwaar op vooruit gegaan. In die mate dat ik soms graag het stuur zou overnemen van mijn allerliefste. Hij rijdt bijna altijd en dat vind ik best, maar als we al zeven keer geprobeerd hebben om in een parkeergat te rijden en we staan er nog altijd niet in, dan heb ik toch de neiging om gewoon even over te pakken. Geen goed idee trouwens als ge de mannelijkheid van uw lief wilt bewaren. Maar ik wil maar zeggen, ik kan tegenwoordig vrij goed parkeren. Al heeft dat er weinig mee te maken: ik stapte in de auto, dat moest u weten.
Ik schoof de cd van Louis Neefs in het juiste gaatje (ge moet mij niet uitlachen, net gekregen van mijn lief voor ons tweejarig jubileum – en ja, ik heb even moeten zoeken naar dat gaatje) en begon stevig mee te zingen. So far, so good.
Ik moest naar Brussel en draaide dus gezwind de E40 op. Zo af en toe ne keer van baan wisselen, dat kan wel eens deugd doen. Al moet ik eerlijk bekennen dat ik uit macht der gewoonte toch al bijna naar Antwerpen was gereden. Ok, het is al goed, ik zat al op de E17.
Na een tijdje had ik het gevoel dat mijn achterdeur openstond. Er kwam een windje binnen. Op zich was dat een beetje raar, want ik had die deur nog nooit gebruikt. Ik reed namelijk net drie dagen met een poolwagen van het werk, omdat ik me nogal vaak tussen Gent – Antwerpen en het autosalon moest bewegen in die tijd. Omdat ik niet de gewoonte heb om elke morgen een wandeling rond mijn auto te maken, besloot ik op de volgende parking te stoppen, om de deur beter dicht te doen. Maar daar aangekomen, bleek het rechterachtertochtgat een hele andere oorzaak te hebben.
Een of andere debiel had er ’s nachts blijkbaar tegengereden en geen briefje onder de ruitenwisser gestoken. Vluchtmisdrijf bij een spekgladde straat. Rotzak (of rotzakkin).
Bon. Dat hele verhaal is een beetje vervelend, maar uiteindelijk vooral een verzekeringskwestie. Niemand heeft zich pijn gedaan. Maar het betekende wel dat ik naar de flikken moest. Voor de allereerste keer in mijn leven. Oh my.
Op een late zaterdagavond na een drukke en spannende dag op het werk, stopte ik dus bij de politie. Ik had eerder al een keer gebeld om de openingsuren te checken. 24/24. Dat is wel gemakkelijk, ik zou het ook wel appreciëren als pakweg de supermarkt of de creche dezelfde openingsuren zou hebben. (Maar ik wil altijd teveel, naar ‘t schijnt) Maar allez, ik moest dus naar binnen. En ook al had ik helemaal niks verkeerd gedaan, ik was toch bang dat ik onmiddellijk hardhandig door Britt en Tony aangepakt ging worden en vervolgens in de bak gedraaid. (Het kon ook zijn dat ik dat hoopte, daarover bestaat twijfel)
Niet onmiddellijk dus. Het was blijkbaar een kalme avond. Britt en Tony waren nergens te bespeuren, ik heb zelfs Pasmans niet gezien. De meeste agenten waren rustig naar de radio aan het luisteren. Toevallig stond die op Nostalgie. En nog meer toevallig was ik vergeten mijn Nostalgie-jas uit te doen. Iedereen keek dus wat raar, al had ik niet meteen door waarom.
Ik kreeg een vriendelijke jongeman toegewezen, die meeging om de schade van de auto op te meten. Daarna werd ik meegenomen naar de verhoorkamer. I kid you not. Een echte verhoorkamer. Ik verwachtte op elk moment woest in de boeien geslagen te worden en alsnog afgevoerd te worden naar de kerker, maar ik moest gewoon vertellen wat er gebeurd was. Beetje saai. Ik had wat meer verwacht van de verhoorkamer. En terwijl de agent het verhaal uittikte, viel er af en toe een pijnlijke stilte.
Uiteindelijk durfde de agent het toch te vragen. Ik voelde dat de vraag al even op zijn lippen brandde. Mijn jas ja, natuurlijk. “Dus jij werkt bij Nostalgie?” (Omdat het een poolwagen van het werk was, moest dat uiteraard ook in het verslag. Maar het was toch handig om alvast te weten voor zijn volgende vraag.) “Kan het zijn dat ik u misschien net gehoord heb. Ik herken uw stem precies.”
Tweede keer in mijn totale en ganse leven dames en heren. De eerste keer was door een vriendelijke man van die me naar een andere mutualiteit probeerde te loodsen (wat overigens gelukt is). De tweede keer was hier – in de verhoorkamer bij de flikken. Historisch. Ow yeah.
“Ja, dat kan meneer de agent. Ik heb net zes uur gepresenteerd, dus dat dat zou wel kunnen ja.”
Het is niet dat ik daar zat te glimmen van trots, maar allez ja, ik moest toch wel serieus glimlachen.
“Allez man. Dan was dat dus mijn eerste verhoor met een BR. En dat op een zaterdagavond. U mag hier tekenen.”
– Op het pv meneer?
(Ik bedoel, het zou toch kunnen dat hij graag een handtekening op zijn buik had gehad. Of op zijn matrak.)
Daarom kom ik hier zo graag lezen: jij vertelt het allemaal zo plezant 🙂
Moh… dat is een copy/paste van mijn afgelopen vrijdagochtend. Mits een aantal kleine verschillen: twee kindjes op de achterbank, ik reed terug naar huis en kreeg de meest grappige Gentse Flikken ooit over de vloer, geen stemherkenning bij mij, … oh ja, en dankzij mijn alerte wederhelft werd de dader die zelfde voormiddag nog bij de kraag gevat!
😮 Ik zou koken van woede op het moment dat ik zo’n ontdekking deed! Zelfs in deze maand van niet zagen en niet klagen!
En die heeft uw handtekening echt zéker gekopieerd en stiekem weggestoken om te koesteren.
Al goed dat jet niet hardop gevraagd had of hij soms op zijn matrak een handtekening wenstte.