Zoals ge wel weet, is mijn lief redelijk aan de perfecte kant. Zoals u hier leest, denkt u vast dat hij haast goddelijke proporties moet aannemen. Ik zal u even geruststellen. Hij is geweldig, maar in de auto is hij een klein beetje een vrouw.

Hij doet nochtans zijn best om de automacho uit te hangen. Hij wil graag dat Sinterklaas een BMW brengt, zo eentje als zijn beste maat heeft. Maar dan met vijf deuren en niet in dat jannetterig wit (sorry P., maar het is zo). Wel eentje die even snel optrekt en evenveel comfort heeft. Met alle respect voor mijn Corsa, maar er is een prijsverschil met een Beemer en dat voel je ook als je er mee rijdt. Bovendien heeft mijn lief het afgelopen jaar zoveel automerken leren kennen, dat hij bijna echte auto-mannelijke trekjes vertoont. Bijna.

Alleen is dat rijbewijs nog redelijk vers. En dat merk je. Het gaat allemaal nog niet zo automatisch. Het blijft moeilijk om te sturen en te schakelen tegelijkertijd. Laat staan dat het daarbij nog mogelijk is om te praten. En af en toe maakt de moter geluiden die niet echt gezond zijn (verkeerde vitesse), maar die nu eenmaal bij het leerproces horen. En ik blijf hem verplichten om zoveel mogelijk achter het stuur te kruipen. Want dat is de enige manier om het echt te leren.

Enfin. Een lange inleiding voor het volgende verhaal. Sofie moet werken op 1 november, want in de media bestaat het verschil tussen feestdagen en gewone werkdagen toch niet. Omdat we na de werkzaamheden ook nog naar een familiefeest moesten, was het wel zo handig dat ik kon carpoolen met een collega. Tom zou mij dan in de loop van de namiddag oppikken, want Nostalgie ligt toch op de weg.

Ik vroeg nog ’s morgens, gaat ge het vinden, liefje? En terwijl hij nog lekker dromend onder de dekens lag, kreeg ik terug dat het toch niet moeilijk was. En dat hij het al een paar keer had gedaan. Geen probleem schat. Ok dan lieveling, geen probleem.

Een tijd of wat later kreeg ik volgende telefoon.

“Hallo. Ja seg. Ik sta hier ergens in Kruibeke. Ik weet totaal niet waar. Dat ligt hier helemaal open. En die auto valt de hele tijd stil. Ik heb het helemaal gehad”. (Qua toonzetting helpt het om te denken aan een klein meisje die een ijsje heeft gevraagd en dat niet krijgt).

Rustig liefje. (Ondertussen probeer ik mijn slappe lach om te buigen naar troostende woorden, want ik weet dat hij het echt moeilijk heeft. Maar het blijft op zich geweldig hilarisch). Waarom ben jij eigenlijk in Kruibeke, daar moet je toch helemaal niet zijn?

“Ja, die onnozele gps zei dat ik er af moest gaan. Dus dan doe ik dat. Waar gaat dat met de wereld naartoe als ge zelfs ne gps niet meer kunt vertrouwen?”

Ik negeer dat ik die ochtend heb gezegd de gps niet te vertrouwen. En ik herinner hem ook bewust niet aan de woorden “Jaja, ik weet de weg. Ik heb dat toch nog al gedaan zeker”. In de plaats daarvan zeg ik. “Liefje, ik kan je moeilijk komen halen als ik niet weet waar je bent.” Ik weet dat de tranen op dat moment bijna in zijn ogen springen, maar dat hij ook wel beseft dat het zijn eigen belachelijke schuld en onervarenheid is.

Ik kom met een topplan. “Rij gewoon terug naar de autostrade, neem de oprit richting Antwerpen. En dan de afrit Zwijndrecht. En rij dan naar de kerk of zo. En bel me als je daar staat, dan kan ik je komen redden.” (Ik voel me heel erg stoer. Nostalgie is echt zo gemakkelijk te vinden, het ligt begot naast de autostrade. Het is zo aandoenlijk dat hij daar nu in Kruibeke staat.)  “En dat die auto stilvalt liefje, dat komt omdat het een stoute auto is. Dat heeft zeker niks te maken met jou.”

Een kwartier later krijg ik telefoon.

“Kom jij naar beneden, ik sta op de parking”.

Alsof het voorgaande nooit gebeurd was.

Ik heb het stuur overgenomen en we hebben het er niet meer over gehad. Best, want  ik had mijn lach toch nooit kunnen inhouden.