Mijn allerliefste zoon,

Het is de laatste keer dat ik je een maandbrief schrijf, want de volgende keer ben jij jarig. OMG, jarig! Feest, slingers, mensen, hip-hip-hoera en bravo. Ik ben nu al zeker dat je het fantastisch gaat vinden. En ik moet daar niet gek over doen, wij gaan het zo mogelijk nog fantastischer vinden. (Jouw vader was vroeger een oogrol-kampioen. Kijk, die staan daar te dansen en springen met hun kleine. Sjeezes. En nu schat, doet hij dat kei hard zelf. En kei goed. Maar dat blijft onder ons he, dat ik dan stiekem zit mee te kijken in een hoekje en verschrikkelijk geniet van jullie allebei. Jij kan wel zwijgen?)

Het is de eerste keer dat ik een beetje twijfelde over mijn brief, en dat hij ook een dag later komt dan normaal. Vanwege de storm, weetwel. Vanwege het gedoe. Maar we hebben je al niet gedoopt, dus laten we die andere traditie toch niet overboord gooien. Hij blijft, die brief.

Ook al omdat hij mij doet stilstaan bij wat jij allemaal kan. En dat is de laatste weken toch wel gegroeid, naar ‘pretty impressive’ om precies te zijn. Vorige week riep je vader plots “Schaaaaaaaaaaaaaaat!” – Een halve seconde stond mijn hart stil omdat ik aan de toon niet kon opmaken wat er nu precies was gebeurd. Maar meteen daarna  – “Die staat recht in zijn bed!”. En zo hebben we jouw eerste geslaagde klimmanoevre gemist. Ok, je hebt dat de voorbije dagen uitgebreid goedgemaakt. En het gaat al een stuk vlotter. Op een dag of twee stond je recht, alsof je nooit iets anders gedaan hebt.

Tegenwoordig klim je werkelijk overal op. Een vuilnisbak, daar wil ik wel eens opzitten. Het bed van mijn ouders, is er iets leukers om op te klimmen? De zetel, perfecte hoogte om wat tegen te staan en te chillen. De badrand, ik moet toch kunnen checken wat er in de badkuip ligt? Zoals ik al zei, niets is nog veilig. Het gat in de markt voor mensen met opklimmende kinders: ogen op uw rug. Volgens mij ook in verdere stadia nog bijzonder nuttig. Maar dat hebben we dus niet, waardoor jij al eens een totterke doet. Twee seconden gegil, een aaitje en we proberen opnieuw.

Als we ’s avonds in bed (ja, wij zijn gewoon moe omdat we ’s avonds veel te lang babbelen over je schattigheid. Dat is de reden!) jouw kunsten zitten bespreken, valt de zinsnede ‘bekken trekken’ nogal vaak. Serieus vent, daar kan je wat van. Alle emoties passeren hier: verliefdheid, pure ernst, opperste concentratie, hilariteit, guitigheid, lipjelatenhangen, mijn-mond-is-open-stop-er-iets-in, watdenktgijwel, berusting, enthousiasme. Jij kan duizend verschillende gezichten trekken. En ondertussen zitten wij elkaar te porren. “Kijk. Oh zo schattig.” Vroeger, in het pré-kindtijdperk, viel het woord schattig hier af en toe. Nu kunnen we er een abonnement op nemen. Een mens wordt een wandelend cliché, en vindt dat zelfs helemaal ok.

Maar het leukst van al, blijven je bulderlachjes. Jij kan echt heel erg luid lachen. Zoals vorige week, toen we gewoon even naar Sluis waren gereden om op Pinkstermaandag in een Nederlandse supermarkt rond te hangen. Wij vinden dat grappig, dat ze daar “Snelle Jelle” en “toeterboeners” verkopen. En jij ook. Toen ik een leeg bekerte op mijn hoofd zette (je kan daar gratis koffie drinken. En niet alleen als je geluk hebt, zoals bij de Colruyt. Allen daarheen!), was het hek helemaal van de dam. Dat bekertje op mijn kop en vooral het moment dat het er af viel. Hilarisch. Jij kwam niet meer bij. De hele winkel hoorde die Vlaamse baby gieren van het lachen.  En ik kan me niet meer herinneren hoe vaak ik die truc herhaald heb. Onze gezinsbuikspieren zijn  er serieus beter van geworden, that’s for sure.

En wat er de laatste dagen ook gezegd, gedacht en geschreven is. Jij bent het allerbeste wat ons ooit is overkomen. Zelfs als je in het weekend om 6u40 aan de dag wil beginnen. Wallen zijn zo cool, jongen.

Maar nu serieus. Als jij één keer in mijn ogen kijkt en lacht, moet ik hollen achter keukenrol. Om mijn gesmolten hart op te vegen.

Dikke kus,

je mama

Basiel 11m Basiel 11m2 Chillin