Precies een jaar geleden waren het lief en ik volop bezig met elkaars lief te worden. We hadden elkaar al een paar keer ontmoet, vooral in de meester-leerling-situatie. Hij gaf impro aan de Lunatics, ik was de leerling. Ik vond hem ongelooflijk leuk en grappig, maar ik las ook wel de Dag Allemaal. Ik wist dus dat hij gescheiden/met kind/Antwerpenaar was. (Dat laatste kon ik ook gewoon horen J) Dingen die niet bepaald in zijn voordeel pleitten.
Maanden gingen voorbij, waarin we elkaar af en toe vluchtig tegenkwamen. Alles veranderde toen we elkaar op 6 juli 2009 tegenkwamen op het lachfestival in Limburg. Plots werd ik uitgevraagd. Excuseer –verplicht – om een paar dagen later om 16u30 aan het basketbalpleintje van de voetgangerstunnel te gaan staan. Ik was strontzenuwachtig. Ik kende hem niet, ik snapte niet waarom hij me had uitgevraagd, ik was totaal niet op mijn gemak. We gingen van café naar café, we eindigden in de zomerbar. We gingen pas naar huis toen we echt weg moesten. Er waren meer dan acht uren gepasseerd (dat is een werkdag!) en ik had het nauwelijks gemerkt. Ik was ongeveer 27 keer naar de wc geweest, voelde allerlei vreemde insecten in mijn buik en was er niet op gekleed om tot een stuk in de nacht buiten te zitten. Dat was de avond dat het steeds kouder en steeds warmer werd.
Na een paar dagen bewuste radiostilte van zijn kant, mijn moeder die al door had dat ik verliefd was op die kerel van Familie (ik had nauwelijks iets verteld, must have been the sparkle in my eyes), kreeg ik een uitnodiging voor Antwerpen, Gent of verrassing. Uiteraard koos ik verrassing, of wat had je gedacht? We gingen karten in Sint Niklaas, eten in Schoten en uiteindelijk dansen in de Spiegeltent. Blijkbaar heeft hij toen geprobeerd om mij te kussen, maar ik heb daar helemaal niks van gemerkt. Dat heet dan blind zijn of zo. Enfin, alweer fijne avond.
Toen werden het Gentse Feesten en zocht een zekere J. D. een ‘zetel om op te crashen’. Ooh my god, zo doorzichtig. Maar hotel Sofie was al bekend, ik vond het altijd leutig om mensen op bezoek te hebben, dus geen probleem, kom maar af. We hadden allebei andere plannen en zijn elkaar pas lang na zonsondergang weer tegengekomen. Uiteindelijk zijn we samen naar huis gewandeld en hebben letterlijk de hele nacht gepraat. Yes folks, gepraat. Niks foefelare, just talking. We zijn pas in de namiddag weer onder de levenden gekomen, omdat we echt ongelooflijk veel honger hadden. Bananachockske en we konden er weer tegen.
Nationale feestdag, drash national. Een regenbui van jewelste. Mensen kropen in schuilgaten, cafés en portalen, want zelfs met een paraplu was er niks tegen beginnen. Wij bleven gewoon lopen, in de zomerse regen. Mensen hebben zelfs voor ons geapplaudisseerd. We waren druipnat, we hadden even hand in hand gelopen. Een moment waarop mijn gevoelens schreeuwden ‘kus mij’, maar ik er op een manier ook nog niet bepaald klaar voor was. We zijn gaan opdrogen thuis. Daar lagen we in ons ondergoed, nog steeds geen sprake van foefelare, met wel een spanning van hier tot ginder. ‘Helaas’ kreeg ik een beetje later een vriendin op bezoek (hotel Sofie, remember). Die schrok zich een ongeluk, twee mensen in ondergoed en natte haren, dat kan een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Maar in dit geval waren wij gewoon nat (ok, alweer foute woordkeuze). Enfin, het bijna-lief is toen vertrokken, heeft een kleine kus nagelaten op een plek waarvan ik me nog twee dagen heb lopen af te vragen of het mijn wang of mijn mond was.
Nog eens drie dagen later zocht de man opnieuw ‘een zetel om op te crashen’. En toen hij veilig en wel in mijn living stond, was ik niet meer te houden. Verliefd ja. Een intense kus ja. “En wat nu?” – “trouwen en kindjes krijgen e”. Wat? Help – gedachten die door mijn hoofd speelden, terwijl ik toch nog eens over mijn lippen voelde en in mijn arm moest knijpen. Ja, het is echt waar.
Hij moest weg, ik ging mee en hij stelde me voor als “dit is Sofie, de vrouw van mijn leven”. Slik. En best heavy, want de eerste woorden na de kus waren al “Ik wil dat je zo snel mogelijk mijn zoon leert kennen”. Terwijl ik de weken ervoor alleen gehoord had dat hij nog nooit iemand aan Mano had voorgesteld. En dat het verdomme lang zou duren, voor dat zou gebeuren. Dit was geen coup de foudre.
Het zijn nu opnieuw Gentse feesten, waardoor alles terugkomt. We zijn een jaar verder. We hebben fantastische momenten gehad, maar ook dikke shit.
Het is verdorie niet gemakkelijk. Ik ben namelijk verliefd geworden op de papa, maar ook op de zoon. En wij zijn behoorlijk close. Toen we vorige week in het park zaten, hoorde ik hem tegen andere kindjes zeggen “mijn mama werkt bij de radio”. En dat ging dus over mij. Voor hem is het duidelijk, hij heeft twee mama’s en twee papa’s. Maar dat maakt mij dus ook een soortement van mama. En dat is allemaal gebeurd zonder zwangerschap of tijd om eraan te wennen, dat was er ineens.
Er is het gigantische Ekeren-Gent-dilemma. Door het geweldige kind kunnen wij niet in Gent komen wonen, maar feit is dat ik een beetje verwelk in Ekeren. Een beetje veel. En we leven nu gewoon op twee plekken, maar in the end is dat niet praktisch en ook geweldig duur. Dus uiteindelijk moeten we daar vanaf. Maar geen Gentenaar meer zijn, ik weet oprecht niet of ik het overleef.
Er zijn ook nog andere problemen, waar ik niet over wil vertellen. Mensen die me goed kennen weten waarover het gaat. En die zijn zwaar om te dragen. Ze blokkeren de dingen en ze zorgen ervoor dat ik soms mijn glimlach verlies.
We zijn een jaar verder. En ik maak een balans op. Soms wou ik dat ik het lief nooit had leren kennen. Dat klinkt hard, maar ik bedoel het met zoveel liefde. Alle ‘miserie’ was mij dan bespaard gebleven en ik had ook niet gemist wat ik niet kende. Ik had niet geweten wat voor een geweldige man het was, wat voor een geweldig gevoel hij mij kon geven, hoe vrij ik me voelde in deze relatie, hoe alles klopte wat in mijn vorige relatie compleet scheefgetrokken zat. Ik had het niet geweten. Ik had nu niet in deze tweestrijd gezeten en had geen dingen meegemaakt, die je normaal op je 26ste niet bepaald tegenkomt.
Ik ben nog altijd zo verliefd, maar van liefde alleen kan je niet leven. Met die realiteit zijn wij bijzonder hard geconfronteerd. Ik ben verzot op ons gezin, maar ik kan het niet verplaatsen naar Gent. Ik heb gevoelens gekregen voor een kind, waarvan ik het niet mogelijk achtte omdat te voelen. Het is niet mijn vlees en bloed, en toch. Het is heel erg heftig en overweldigend. Ik heb niet voor hem gekozen, hij zat bij in het pakketje, maar hij heeft me enorm veranderd. Ik ben geen mama, maar toch ook wel. And that is quite big.
Morgen is het ons officieuze jubileum, zaterdag zijn we echt een jaar samen. En we gaan dat vieren. We zijn deze week eindelijk nog eens een beetje samen, wat ongelooflijk deugd doet na een superdrukke periode van elkaar gewoon afwisselen. Hij werkt superlange nachten, ik werk de dag. Maar nu is er even vakantie. We halen onze schade in, we praten veel, we voelen elkaar. En wat de rest betreft, tijd brengt raad. Om even met een cliché te meppen.
Lieve Sofie,
Ik was ook een Gentliefhebber in hart en nieren. Ik hield van die stad als was ik er opgegroeid, terwijl ik er alleen maar blijven plakken was na mijn studies. Ik kon het me niet voorstellen dat ik er ooit weg zou gaan, ik zou verkommeren. Geen enkele stad kon me zo bekoren als Gent, geen enkele stad bood me diezelfde mix van geborgenheid en vrijheid, van oude statige glorie en jeugdig enthousiasme. En toen kwam Bert. Uit Mechelen. Hij is eerst bij mij in Gent komen wonen, maar net als bij jou waren er voor ons meer redenen om uiteindelijk in de provincie Antwerpen te gaan wonen. Het idee deed me pijn van bij het begin van onze relatie, want ik wist – vreesde – dat het ooit zou komen. Na bijna drie jaar samen hebben we een huis gekocht in Sint-Katelijne-Waver (of all places). De nachtmerrie zelve, een dwaas dorp in the middle of nowhere. Tenminste, zo beschouwde ik het op voorhand. Ik was bang om uit Gent te vertrekken, keek ontzettend op tegen het gemis. Maar ik zag Bert zo graag dat ik het wel wilde proberen.
Ik heb Gent gemist, ja. Een beetje. Maar slechts een fractie van wat ik had verwacht. Want ik heb Gent nooit helemaal verlaten. Ik woon er niet meer, maar ik ben er wel nog thuis. Enkele van mijn beste vrienden wonen er, ik ga er shoppen, ik ga er naar de kapper. Gent binnenrijden voelt nog steeds aan als thuiskomen. Maar ik ben ook gek op ons huisje, waar ik me geborgen voel, waar ik mezelf kan zijn. Ik ben gewend geraakt aan het feit dat ik niet meer in het centrum van een stad woon (het is ook beter voor mijn portemonnee, trouwens). Ik ben gewend aan de winkels, de straten, de mensen. Katelijne/Mechelen is mijn thuis, Gent is mijn stad. Het is maar een uurtje rijden, zo ver is dat niet, ik doe het vaak.
Met andere woorden: het zware gemis is volledig uitgebleven. Nooit heb ik echt heimwee gehad, nooit heb ik weemoedig gedacht “woonde ik nog maar in Gent”.
We zijn natuurlijk niet hetzelfde, jouw situatie is heel anders dan de mijne. Maar ik wilde je toch even een hart onder de riem steken met mijn verhaal: Gent verlaten, hoezeer je ook van de stad houdt, hoeft niet per sé een slechte ervaring te zijn.
Liefs,
Lies
Bedankt Lies. Mooi verhaal. Het grote verschil is dat ik het al van in het begin probeer. En dat die week niet snel genoeg voorbij kan gaan in Ekeren, want ik snak echt naar Gent dan. Ik vervloek mezelf ervoor, maar het is zo. Je hebt wel gelijk, veel van mijn vrienden wonen hier, dus ik zal hier nooit echt weg gaan. Maar ik ben er nog niet mee verzoend. Ik hoop dat het komt. Bedankt!
Wat een verhaal zo mooi!