Dus ik ging daarstraks tanken. Dat is wat een mens doet als het reserve-lampje bijna brandt. (Ok, ik geef toe, ik doe het altijd al als ik nog een streepje over heb, wegens panische angst om stil te vallen – Ik weet zelfs niet hoe mijn reservelampje brandt, maar toch, het was dringend tijd)

Ik heb een grondige hekel aan tanken en niet alleen omdat het schandalig duur is. Ik ben gewoon niet goed met dat ding, met dat pistool. Ik krijg dat nooit op een deftige manier in het gaatje, laat staan dat ik dat klepje omhoog krijg zodat het automatisch gaat. Ik klungel, elke keer opnieuw. Ik vind het gewoon een mannenzaak (Ja lieverd, dat is kei hard een tip – en een schop onder uw kont om uw rijbewijs te halen).

Maar ik stond dus aan een godverlaten Maes (ge weet wel, van die marginale rood-met-groene tankstations die er ietwat goedkoop uitzien), helemaal klaar om de auto vol te gooien. Het hele “bankkaart – kies diesel – kies pomp – geef uw code – later kan u een ticket nemen” – gedoe had ik gedaan. Ik stap dus naar de pomp. Ik open het tankklepje.

Correctie, ik probeer het tankklepje te openen. Want op de een of andere manier wil dat ding voor geen meter openen. Ik trek en sleur, praat ertegen, steek mijn ijskoude vingers er tussen, mijn sleutel_en_begin_uiteindelijk_lichtjes_te_panikeren.

Ah ja, want niet tanken dat betekent niet kunnen rijden. Dat betekent dat ik met de trein ga moeten gaan werken, wat een gigantisch tijdverlies betekent. Ik zie mijn hele schema in duigen vallen, ik zie mezelf in gigantische kosten vallen, ik kijk angstig rond of er geen macho is die ik durf aan te spreken. Ik neem bijna mijn gsm om in paniek naar T. te bellen (die daar uiteraard niks aan kan doen, tenzij mij kalmeren) of naar R. (mijn garagist, die ik redelijk persoonlijk ken) of gewoon naar ons moeke (omdat moeders op dat moment ineens komen bovendrijven). Ik trek en sleur nog een laatste keer, maar krijg er geen beweging in.

Ik raap al mijn moed bij elkaar en stap de bijhorende Toyota-garage binnen. Horend bij het rood-groene licht marginale tankstation. Ik rijd niet met een Toyota voor alle duidelijkheid, ik ben die garage ook nog nooit binnengestapt. Maar op dit moment zie ik geen andere mogelijkheid.

Ik leg aan de dame van de receptie uit dat ik mijn tankklep niet open krijg. En dat me dat nog nooit is overkomen, tss.

Ze kijkt me bedenkelijk aan. Met een blik van – ja madammeke, dat heeft een rijbewijs gehaald maar dat kan nog geen tankklep opendoen. Waar gaat dat naartoe met de wereld?-  Maar ze gaat toch om een machokerel, om mij ter hulp te schieten.Ik leg het probleem nog een keer uit aan de man, die eventjes over de haag springt om mij te redden. Ik denk nog, die gaat daar gereedschap moeten bijhalen om dat ding open te krijgen en er gaat zeker beschadiging van komen. Dat denk ik nog.

De man loopt naar mijn auto. En doet dat klepje open. Alsof het niets is.

 *Sofie rolt met haar ogen*

Kijk, dat heb ik dus altijd voor e. Bij mij gaat het niet en als ik er iemand bij roep dan werkt het ineens wel. Het is een mirakel, tss.

 

Die man van de garage, die kan vast weer een grappig verhaal vertellen terwijl hij morgenmiddag zijn bokes sopt in zijn koffie. En het gaat vast niet over dat madammeke die haar tankklep niet meer openkreeg. En die hij even gered heeft, de held. Vast niet.