Af en toe mag ik met de Nostalgie-auto rijden. Dat is een knaloranje Nostalgie-bestickerde mini-cooper, een blits ding. De prijs die je betaalt is een werkdag die begint om 5u30, lijkt me redelijk. De week dat ik er mee rondrijd, mag het lief met mijn auto rijden.
Als ik op het einde van de week de mini weer moet inleveren, brengt het lief mijn auto meestal naar Nostalgie of pikt me op aan de tramhalte. Nu hadden we afgesproken dat hij de auto aan de tramhalte zou parkeren, waar ik dan weer kon vertrekken. In de loop van de dag belde het lief, om te zeggen dat hij op de parking aan de voetgangerstunnel zou staan. Op zich geen probleem, want dat is dicht bij Nostalgie en een collega kon me daar afzetten.
Collega N. zwierde me eruit aan de voetgangerstunnel, ik zocht in de smodderende regen naar mijn auto. Ik wandelde de hele parking af en ook de andere. Ondertussen werd mijn haar nat (dat volgens de kapper twee dagen niet gewassen mocht worden voor de nieuwe kleur) en werd ik steeds ongelukkiger. Want ik vond mijn auto niet.
U leest dat goed, ik vond mijn auto niet. Als in ‘niet’.
Ik probeerde het lief – die overigens beloofd had mij de exacte locatie te laten weten – te bellen, maar geraakte niet verder dan zijn voicemail. En 35 pogingen later was dat nog altijd zo. Ik begon te denken dat ik het verkeerd verstaan had en dat hij misschien op de parking aan mijn werk zou staan. Ik belde diezelfde lieve collega om even te checken dat ze de auto niet zag staan (quod non) en was dan zo zielig, dat ze me is komen halen.
In tussentijd had mijn moeder ook nog gebeld met slecht nieuws. Oma is namelijk gevallen. De medicatie voor de hersentumor heeft haar broze botten bezorgd waardoor die val een gebroken bekken en bovenbeen tot gevolg heeft gehad. Meteen een operatie. Niet goed, en het was al niet bepaald goed. Dit nieuws kwam in de striemende regen terwijl ik mijn auto niet vond.
Ik was al even druilerig als het weer. Ik kon het lief wel wurgen (toch voor eventjes).
Opnieuw op het werk aangekomen, stelde de collega’s voor om de flikken te bellen. Kwestie van zeker te zijn dat hij niet getakeld was. Ik durfde zelf niet te bellen (stel u voor dat hij getakeld was), dus heeft N. gebeld. Even was er paniek toen bleek dat er wel degelijk een auto getakeld was, maar ze niet zeker waren of het de mijne was. Maar gelukkig, loos alarm.
Mijn schat van een collega is dan nog met mij in de file gekropen om mij naar huis te brengen. Ondertussen belde het lief nietsvermoedend en EINDELIJK terug. En ben ik een beetje boos geworden. Een beetje veel boos.
Hoe zou’de zelf zijn?
Oei oei, hopelijk komt alles goed met je oma… En waar was de auto dan?
De auto stond een beetje verder in de straat, niet op de parking. Met oma komt het niet meer goed vrees ik…