Er zijn mensen die onder de indruk zijn, dat als ik bij hen buiten ga, er niks kapot is gegaan. En dan hebben we het zowel over de eigendommen van die mensen, als over mezelf. Ik loop constant tegen dingen, val over mijn eigen voeten of laat dingen uit mijn handen glijden. Niet zelden sneuvelt daarbij een glas of trakteer ik mezelf op een nieuwe blauwe plek. Constant eigenlijk, om eerlijk te zijn.

De tijd dat het erger was, is precies wel al lang geleden. Vroeger brak ik ook met de regelmaat van de klok dingen in mijn lijf, maar dat is nu toch ook al lang geleden. Er staat een litteken op mijn linkerwijsvinger omdat een blik openen heel gevaarlijk kan zijn (anderhalf jaar geleden) en de laatste breuk was in mijn vinger, van die keer dat ik het autoportier er zelf op had toegegooid aan de cinema en later flauwviel (al minstens 4 jaar geleden). En al die andere dingen – heup – kaak – vingers – pols – teen – om er maar een paar te noemen, is echt uit de kindertijd. Ik ben dus wel onhandig, maar het is zelden erg. Gewoon een dikke ‘godverdomme’ volstaat. Meestal toch.

Dat in het achterhoofd houdend, had mijn lief waarschijnlijk wel gelijk toen hij zei dat ik voor mijn nieuwe iPhone 5  (ja, ik ben eindelijk mee met de grote mensen!) wel een ‘case’ nodig had. (Hij is bang dat er iets mee gaat gebeuren, wat natuurlijk wel jammer zou zijn. Ik ben dan wel onhandig, ik denk niet dat mijn nieuwste speelgoed in de wasmachine zal belanden, zoals mijn moeder onlangs voorhad. Ik heb mijn gsm wel al eens in de koelkast teruggevonden, maar dat is veel minder gevaarlijk me dunkt.)Enfin, ik had hoge verwachtingen, maar een case bleek gewoon een verstevigend hoesje te zijn. Ook niet zo spectaculair, maar op zich wel een goed idee. Wij dus naar de switch-winkel, om er eentje te gaan kopen.

We stonden ons daar gezellig te verkneukelen, omdat we toch een case nodig hadden voor een iPhone 5. De meeste mensen zijn daar niet van onder de indruk, maar mijn dichte vrienden weten dat we het hier over een gigantische aardverschuiving hebben. Ik kan nog maar een paar maanden alleen onze televisie opzetten en iets bekijken dat opgenomen is, terwijl we toch al ongeveer een jaar digitaal zijn. En nu heb ik plots een iPhone 5? Maar ge snapt het wel, om het op z’n Wavers te zeggen, wij stonden daar wat streken te verkopen.

Nadat ik de meest eenvoudige case had gekozen, moest alleen de kassahindernis nog overwonnen worden. Piece of cake. Ik wandelde daarna naar buiten, terwijl ik mijn bankkaart nog even moest wegstoppen. Een formaliteit.

Of toch niet. Want toen ging het totaal mis. Het ding glipte uit mijn handen, en de hele inhoud werd verspreid over de winkel. Dat op zich niet zo’n ramp, maar een deel van de inhoud, verdween ook onder het meubilair. Het massief meubilair, het niet te verschuiven meubilair waar ge ook niet onder kunt kijken.

De vriendelijke jongen van de winkel rolde met zijn ogen en gaf toch een duw aan het zware grote meubelstuk. Hij kon het ding helaas maar een paar centimeter opschuiven. Ik zat op dat moment al op mijn knieën om alles op te rapen, mijn lief was te druk bezig met het uitrollen van zijn ogen.

Het meubelstuk kon maar een beetje opschuiven, net genoeg om mijn identiteitskaart tevoorschijn te toveren. Of er nog andere belangrijke documenten onder de tafel van de switch-winkel liggen, valt nog te bezien. Ik denk het wel, maar mijn lief en de vriendelijke jongen van de winkel zijn er stellig van overtuigd dat er maar één kaart onder het meubelstuk is geschoven. Dat zeiden ze, nadat ze naar elkaar een blik hadden uitgewissel. ‘Ja, dat is mijn lief ja. Ik weet het, maar ze heeft ook goede kanten. Echt waar.’ – Respect bro.’ Dat het meubelstuk nog nooit was verschoven, was wel duidelijk. Er lag nogal veel stof.

Maar bij de feiten dus. Ik heb alles opgeraapt en ben al giechelend naar buiten gewandeld. Met maar een klein beetje een rode kop.

(Voorlopig mis ik nog niks)

(Maar ik ben er gelijk niet gerust in.)