Toen L. zei dat ze drie dagen naar Lissabon moest en nog geen oplossing had voor Sientje (de kleinste en superschattige dochter) kon ik alleen maar roepen. “Bij ons – please, bij ons. Wij staan te springen om op haar te passen.” Lissabon is uiteindelijk afgelast, maar andere activiteiten gooiden dan toch weer roet in het eten. Het is te zeggen. Vrij lekkere roet. Want dat betekende dat Sien toch kon komen logeren. Wij keken er al de hele week naar uit. Jeej. Want Sien, die is werkelijk tè schattig en ongelooflijk komiek.

Ze ligt nu te knorren. Na een heerlijke avond. Het is zo fijn om een kind in huis te hebben, zeker zo’n superexemplaar als Sien. We zijn samen naar de winkel geweest en ik hoopte dat iedereen toch wel even dacht dat het mijn schattige dochter was (Sorry L. en P., ze is van jullie, ik weet het). Ze wilde trouwens niet in het karretje zitten (ondanks haar voorliefde voor dozen) en ik ben niet streng geweest. Ik heb haar gewoon vastgehouden. Want ze pakte mij zo stevig vast. In een volgend leven ga ik wel streng zijn, uiteraard.  Ik had spinaziepuree gemaakt en dat bleek een echte winner. Ze heeft superveel en flink gegeten.

Ons huis is trouwens niet echt voorzien op kindjes (de lift vond ze bijzonder fascinerend), wij hebben de standaard-dingen niet in huis. L. had een valiesje meegegeven, een fietsje en een reisbedje. En voor de rest hebben we geïmproviseerd, en dat ging perfect. Met wat kussens hebben we een kinderstoel gemaakt en Sien tussen ons geschoven. En baden in een afwasteil, dat kan ook al eens plezant zijn.

En weet je. Ik ben gesmolten. Niet te doen. Want ik schatte de toekomstige vaderlijke kwaliteiten van mijn lief al bijzonder hoog in. Maar als je het onder je neus ziet gebeuren,  dat is toch nog iets anders. (Je zou kunnen zeggen dat zoiets heel vervelend is voor de hormonen)

Terwijl ik aan het koken was, heb ik vaak stiekem van achter de deur staan kijken. Naar hoe ze samen naar Bumba aan het kijken waren. Of hoe hij net op tijd zijn hand tussen het hoofd van Sien en een scherpe tafelrand stak. Hoe hij tegen haar babbelt. Of naar haar kijkt.

Hij heeft zelfs voor de allereerste keer in zijn leven een pamper ververst. Een pipi-pamper is een goeie starter (de twee grote ladingen die ze daarvoor geproduceerd heeft, inderdaad op amper 3 uur tijd, heb ik voor mijn rekening genomen). En ja, ook dat heeft hij goed gedaan. Ik had hem ene beetje bang gemaakt dat baby’s al eens in uw gezicht durven te plassen (vooral jongens, ik weet het, maar dat hoefde hij niet te weten). En er was toch lichte angst in zijn ogen. Maar nog twee keer en hij krijgt een pamperdiploma. Komt goed.

En had ik al gezegd dat we bij elke kick die ze ’s nachts heeft gegeven een beetje wakker schoten? Ze lag bij ons op de kamer, wegens geen andere af te sluiten en donkere ruimte. En voor die ene keer. Ik heb slecht geslapen. Maar toen ze ’s morgens haar hoofdje omhoog stak, was ik meteen weer gesmolten. Ik kijk al uit naar morgenvroeg.

Ik klink waarschijnlijk ongelooflijk supermelig. So be it. Ik werd helemaal warm vanbinnen. Ik denk niet dat ik nog verliefder op hem kan worden. Of nog meer van hem kan houden. Maar dat dacht ik gisteren ook al. En hey, blijkbaar wel.

Hij zal het niet graag horen. En ik wil verder ook absoluut geen afbreuk doen aan zijn geweldig stoere image. Want ja, hij is echt kei stoer.

Maar jongens toch, het was zo lief. En schattig.

(En uiteraard stoer, massa’s stoer).