Ik ben meestal kerngezond (op 20 jaar tijd ongeveer vier keer ziek geweest, dat is niet slecht) en mijn wilde periode is ook al even voorbij (sinds mijn 12de is het aantal botbreuken zwaar verminderd). Ziekenhuizen en dokters zijn me dus grotendeels vreemd. Ik ga wel mensen bezoeken, maar ik ben zelden de patiënt. Een zegen, ik besef het.

Ik wilde vroeger echt graag eens in het ziekenhuis liggen (ik wou dat zelfs nog naar de Droomfabriek sturen – ik zag vooral de aandacht en de cadeautjes die mijn broer wel eens kreeg, die een tijdje een abonnement heeft gehad), maar daar ben ik van teruggekomen. Om een kind eruit te duwen ja, maar verder hoef ik daar niet te zijn.

Maar nu moest er toch iets kleins uit mijn wang gehaald worden. Een bezoek aan de stomatoloog drong zich op. Niks ergs hoor. Maar ik naar Jan Palfijn met – ik moet het toegeven – een klein hartje.

Ik had al tranende ogen van de verdovingsspuiten, maar gelukkig dat die er waren. Zo kon ik niet voelen dat de dokter mijn mond helemaal opensperde met een klem, vlotjes sneed en daarna de boel weer dichtnaaide met een draadje of vier. Tot daar alles goed.

De echte problemen beginnen pas als de verdoving is uitgewerkt. En ge beseft waarvoor een mond zoal handig is.

Praten. Ja jongens, Sofie die moet zwijgen. Een ware marteling. Praten is namelijk mijn job. Mijn hobby. En zelfs mijn grootste talent. En elk woord is pijnlijk, want dan schuren uw tanden tegen de wonde. En dan trekt dat langs alle kanten. Zwijgen heeft nog nooit zoveel deugd gedaan. Maar was ook echt moeilijk, ik heb mezelf ervoor gepijnigd om toch af en toe iets te kunnen zeggen.

Lachen. Ik vraag met aandrang aan mijn omgeving om de komende tijd op te houden met grappig te zijn. Het is namelijk ongelooflijk verschrikkelijk pijnlijk om te lachen. En ge doet dat meestal spontaan, om dan een halve seconde later te beseffen dat het geen goed idee was. Voor een keertje is het echt strontvervelend dat ik zo’n grappige vrienden heb. En zo’n hilarisch lief. Uit liefde voor mij, graag een beetje serieus deze week, alstublieft?

Eten. Bijzonder moeilijk met een gehandicapte mond. Mijn shakedieet was natuurlijk ideaal (drinken gaat iets makkelijker), maar het is niet dat een mindervalide mond uw goesting wegneemt natuurlijk. Ik heb me er dus toch aan gewaagd. En het is met zekerheid een belachelijk gezicht. Ik hang namelijk scheef, zodat alles naar de juiste kant zakt. Om dan voorzichtig te kauwen en te slikken. Maar pijnlijk, echt niet fijn. Wel nog geen resultaat op de weegschaal, jammer.

Kussen. Ja hallo seg. Meneer Brutin heeft acht dagen in Mexico gezeten. Hij komt thuis en het is grote liefde en al, en dan kunt ge niet kussen. Bijzonder vervelend. Wij kijken maar 3256 keer per dag in elkaars ogen met zin om te kussen. En dan gaat dat niet. Zelfs het meest onschuldige kusje doet echt pijn. Over the real thing (tongkussen met name) spreken we niet, that’s out of the question. Geweldige timing. Toen hij van snowboardvakantie terugkwam, was ik mottig van een stevige oorontsteking. En nu hangt mijn mond half uiteen (ik overdrijf graag, maar het is echt wel heel erg). Ik zou hem nog eens moeten wegsturen, zodat ik ook eens helemaal in orde kan zijn als hij terugkomt. En we dat deftig kunnen vieren. (Zijde zot? Hem nog eens moeten missen is ook totally out of the question). Kussen, ik mis het. Gelijk zot.

Maar bon. Een mond dus.

Bijzonder handig instrument als het werkt, I can tell.