Het is zondagochtend. We horen wat gestommel op de verdieping boven ons, wat zacht gepraat. Niet veel later komen de twee jongens naar onze kamer afgezakt.

“Kom Felixje. Voorzichtig hier.”

Basiel zorgt altijd voor zijn broer. Even later komen we te weten dat hij eerst wakker was en Felix dan ook maar zachtjes uit zijn slaap heeft gehaald.

Ze kruipen bij ons. Basiel in de oksel van zijn vader, Felix in mijn armen. Zo blijven we allemaal nog even doorsoezen. Vertellen. Gewoon liggen. De zondag rustig laten binnenwandelen.

Het gebeurt niet meer elke dag, meer iets van elke week. Maar Felix hapt aan. De emoties van de eerste schooldag wegspoelen. Dat merk ik aan zijn drinkgedrag, dat plots weer veel hoger ligt. Ongelooflijk eigenlijk dat er melk blijft uitkomen, want we volgen op geen enkele manier nog de regels van de borstvoedingskunst.

Basiel vraagt de aandacht van Felix, die met zijn rug naar zijn grote broer ligt. Na een paar keer draait Felix zich om en zegt:

“Nee Basiel, ik ben aan het drinken.”

(Anderhalve minuut later gevolgd door een “Ik ben klaar!”. Toen zijn ze samen de zondag ingestormd.)

(Ik vond het vroeger ook raar als een kind om de borst vroeg. Maar ondertussen zijn we twee en een half jaar later, en heb ik veel bijgeleerd. Eerst een baby, dan een peuter en nu zelfs een drinkende kleuter. Op ons eigen tempo, en alleen nog maar genieten.)