Guitig. Kapoenerig. Serieus. Koppig. Grappig. Schattig. Megaschattig. Nog schattiger dan megaschattig. Vastberaden. Slim (denk ‘Ik verstop mijn korsten in mijn wangen, dan krijg ik een nieuwe boterham. Zodra die nieuwe er ligt, spuw ik mijn korsten uit’). Lief. Na-aper van alles wat je grote broer doet. Babbelaar (zoals vis, aapwel, poe, paa(r)dje, koe, nog, wate(r), mama, papa, koek, bal, bad, …). Begrijpend (‘Felix, gooi dat eens in de vuilbak’). Lichaamsdeelaanduider (voetjes, oortjes, handjes). Danser. Knuffelaar. Moedermelksmoeltje. Groot. Dapper. Klimmer. Luid. Niet-doorslapend. Wervelwind. Boos. Hongerig. Grappig. Guitig. Kapoenerig.

img_5750 img_5805

Schattig. Megaschattig. Nog schattiger dan megaschattig. En doe daar nog een beetje schattigheid bij.

img_5652

Al twintig heerlijke maanden.

 

Dikke kus,

 

je mama.