Ca va is tegenwoordig mijn antwoord. En als mensen doorvragen, dan krijgen ze meer uitleg. Maar ik heb geleerd dat ik beter niet tegen iedereen elke pijler van mijn leven uitvoerig uit de doeken doe. Want veel mensen zeggen “hoe is’t?” maar bedoelen eigenlijk niet meer dan “Goeiendag – ik probeer hier nog wat een gesprek gaande te houden”.

Maar jij bent hier, jij leest dit, dus tegen jou mag ik het wel vertellen.

Wel, het ging eigenlijk goed. Een paar weken lang zijn we de diagnose van ‘hersentumor-levensverwoester-binnenkort geen oma meer’ bijna helemaal vergeten. Bijna. Cortisone is de goeddoener in dit geval. Voor zover ik mee ben, heeft die het vocht weggenomen in haar hoofd, waardoor de hersenen weer wat plaats kregen. En waardoor oma ook weer wat meer oma werd. Cortisone werd trouwens aangevuld met stralen, een gouden combinatie. Toch voor even.

Want ik zeg wel dat we de diagnose even vergeten zijn, maar dat is natuurlijk niet waar. Je denkt er altijd aan. Maar de ‘goede momenten’ beleef je bewuster. Want je weet dat die eindig zijn.

Bij je verjaardag moest ik denken, dit is de laatste keer dat we dit vieren. Als het dertig graden was – waar jij nooit van gehouden hebt – dacht ik, je gaat volgende zomer deze hitte niet meer moeten verdragen. Op de eerste schooldag van Mano dacht ik, je gaat de eerste schooldag van je eerste achterkleinkind nooit meer meemaken. En zo met duizend dingen.

Het ergste is dat ik aan je twijfel. Ik ben nooit zeker dat wat je zegt ook echt is. Dat je het echt zo bedoelt, dat je wel beseft wat je zegt. Want soms ben je zo normaal dat ik geen reden heb om te twijfelen. Maar soms zeg je dan ineens zoiets geks of compleet van de pot gerukt, dat ik twijfel of al het voorgaande ook niet aangetast is door een hersentumor. Ik vraag me trouwens ook af hoe lang dat beest jou al aan het aantasten is en wanneer ik de echte oma voor de laatste keer gezien heb. De oma zonder hersentumor. Jij.

En ik probeer om zo vaak mogelijk langs te komen, maar ik vind het ook moeilijk. Je bent veel helderder dan toen je pas in het ziekenhuis lag. Maar net omdat ik je niet elke dag zie, zie ik ook het verschil. Je hebt de laatste tijd veel minder energie en je gezicht zag er de laatste keer echt vreemd opgezwollen uit.

Lieve oma, om eerlijk te zijn heb ik al een klein beetje afscheid van jou genomen. Het beeld van die maandagavond, toen we je naar het ziekenhuis brachten en net een diagnose hadden, staat op mijn netvlies gebrand. Ik krijg dat niet meer weg. Het maakt me kwaad en verdrietig. Want ik wil nog niet leven in het verleden, maar ik merk dat ik me nu al vaak optrek aan herinneringen. Terwijl je er eigenlijk gewoon nog bent.

Ik voel gewoon dat jij niet zo heel erg lang meer bij ons gaat zijn. Het spijt me dat ik er niet genoeg ben. Het spijt me dat ik aan je twijfel. Het spijt me dat ik jouw hersentumor haat. Ik haat hem, want hij maakt mijn oma kapot. Jij.