Zaterdagavond, ergens op de E40 tussen Brugge en Gent. Het is nevelig en we rijden in een gloednieuwe auto. Ik zit op de passagierstoel, mijn lief test zijn nieuwe bolide aan de andere kant. Het rijbewijs moet zijn derde verjaardag nog vieren, maar volgens de attitude is het roze papier al minstens een decennium oud.

Seg liefje, zou je je mistlichten niet aansteken?

–          “Mijn mistlichten? Waarom?”

Omdat het nogal mistig is. Ik zie niet meer dan twee palen.

–          “Mja. Misschien. Trouwens, mistlichten vooraan. Dat is toch belachelijk.”

Goh. Dat is ook niet verplicht dacht ik, alleen achteraan. Maar het is wel handig om ze aan te steken. De auto’s kunnen in hun achteruitkijkspiegel dan duidelijk zien wanneer je dichterbij komt. Bijvoorbeeld. Je weet ze toch wel staan, die mistlichten?

–          “Jaja. Tuurlijk. Dat is toch hetzelfde als mijn faren, he? Als het mist is, dan zet ik die altijd op.”

Bijna jongen, bijna.

(Het verweer: “Och jong. Bakt u een ei.”)