Ik moet daar soms nog aan wennen dat mensen vragen hoe oud jij nu bent. Want ergens in mijn hoofd ben jij een piepklein hummeltje dat de helft van de dag vrolijk aan mijn borst hangt, maar tegelijkertijd ben jij ook een heuse meneer met een eigen willetje, hilarische bekken, veel honger voor patatjes allerlei en enorm veel vrolijkheid. Ik heb alleen geen idee hoe we van punt A naar punt B zijn geraakt. Zou het kunnen dat jij plots zo groot was?

Ik zeg groot, maar eigenlijk valt dat op zich nog wel mee. De meeste kledingstukken situeren zich in maat 86, dus je bent nog steeds niet groot genoeg voor veel attracties in Plopsaland. Too bad. Maar wel groo-oot, want je staat tegenwoordig meer op je benen dan dat je op je poep zit, en dat is toch wel wennen. Want dan lijk je zo groot. Tel daar dan ook nog eens een langdurige en expressieve uitleg bij (totaal onverstaanbaar weliswaar, maar zeer vermakelijk), een ongekend enthousiasme bij bepaalde stukken speelgoed of grappige stoten van je moeder of je vader, en ja. Je bent plots een meneertje.

“Oei, hij kan nog niet stappen”, durven mensen al eens te beweren. Nee, zeg ik dan. Hij geraakt overal op zijn handen en knieën. En als hij toch probeert te stappen, loopt het meestal fout waardoor hij alsnog op die handen en knieën terecht komt. Enige verschil: met een botsing. Ik vind het best slim om dan te blijven kruipen. Als het is om ergens bij te kunnen, sta je trouwens heel snel op je beentjes (of zelfs op de tippen van je voeten, heel schattig). Dus doe maar op je gemak schat, het gaat al snel genoeg. En je moeder heeft nog geen schoenen gekocht, dus je moet nog minstens wachten tot volgend weekend.

En we kunnen dan wel nog geen woorden herkennen in de klankenstroom die uit jouw mondje komt, jij begrijpt meestal maar al te goed wat wij bedoelen. Je luistert soms even goed als de hond van de buren (de buren hebben geen hond, maar ik moest eventjes een vergelijking hebben, het is mij vergeven he). “Basiel, haal dat rekkertje uit je mond” of “Basiel, geef dat andere kindje in de crèche dat aan het wenen is eens haar tutje”, “Basiel, dat is jouw kast niet, doe die weer toe.” (Hij heeft zijn eigen kast, maar die andere zijn toch altijd net iets interessanter).

Ik kan zo nog wel even doorgaan. En dan hebben we het nog niet over je enthousiasme als je een flesje in je vizier krijgt, patatjes geroken hebt (ellenbogenwerk op de crèche naar ’t schijnt. Als je eten ziet, moet_je_eten_hebben) of als we grapjes uithalen. Enthousiasme is the keyword.

En je houdt ook wel van een beetje publiek, zoals vorige week bleek op het afscheidsetentje van Tante Lotje die voor een paar maanden naar Firenze verhuist. Plots hoorde ik langs alle kanten, “zoon van zijn moeder”. Geen idee hoe dat komt schat, maar het was wel een hilarisch moment.  (het is met een filmpje en al. Ik geraak nog mee met de tijd.)

Ik heb het nu over één moment, maar eigenlijk zijn er duizend per dag. Ok, je kan al eens lastig zijn (die pamper, jeezes) en ik vermoed ook dat je best veel last hebt van die vier (!) kiezen die zich een weg aan het banen zijn in je mond, maar de balans is pluim tegen tientonner. (Of allez, misschien twee pluimpjes op moeilijke dagen, maar kom).

Ik moet mezelf vooral intomen. Want jij bent zo verschrikkelijk grappig en schattig, dat ik wel eens een heel vervelend mens zou kunnen worden. Zo eentje die geregeld voor zich uit zit te staren met een gigantische smile op haar gezicht, gewoon omdat ze denkt aan haar fijne gezinnetje. Sorry daarvoor.

Dikke kus jongen,