Ik ben er nog niet klaar voor om erover te schrijven, maar dat zal ik nooit zijn. En schrijven helpt vaak. Al is er in dit geval niets dat kan helpen, tenzij een wonder.

Het is mijn oma. Mijn meter. Een dikke maand geleden nog een actieve vrouw van 72. Elke dag in de weer met duizend en één dingen. Nu weet ik niet meer wie ze is. Mijn oma is onherkenbaar geworden en dat is ongelooflijk snel gegaan. Ik bespaar u de details, maar er zit een tumor in haar hoofd. Zo groot als een tennisbal. En dat is geen goed nieuws.

We gaan haar verliezen en we krijgen haar nooit meer terug zoals ze was. Als je dat hoort, stort je wereld in. Ik hoorde het exact tien minuten voor ik nieuws moest lezen. Ik heb het nieuws gelezen, in een soort van apathische staat. En met trillende stem, met tranen die prikten in mijn ogen, die ik geprobeerd had om even te parkeren, tot na het nieuws. Die tranen zijn in horten en stoten blijven komen, nu nog, een diepe triestheid nestelt zich in je hele lijf. Ik ben samen met mijn lief naar het ziekenhuis gereden en de warmte van de aanwezige familie daar maakte het draaglijk, maar ook net moeilijk.

Met oma heb ik een speciale band, ze is mijn meter. Ze is ongelooflijk handig met de naaimachine en heeft in de loop ter tijden mijn halve kleerkast versteld, dekbedden en gordijnen gemaakt. Als ik ergens een bijna perfect kleedje tegenkwam aan een goed prijsje, pakte ik het toch mee, want oma kon het fiksen tot het perfecte kleedje. Als mijn rode periode voorbij was en ik een nieuw dekbed wilde in een andere kleur, reden we samen naar de stoffenwinkel. En kreeg ik er nog een hoop kussens in dezelfde stof bij. Soms doen we dingen samen, jij in mijn leefwereld en ik in de jouwe. Samen astridjes eten bij Marie Fleur of samen wandelen door Gent.

Je bent een harde vrouw, maar ik ken je zachte kant. Ik kan vaak de trots in je ogen lezen. Als kind heb ik gigantisch veel tijd doorgebracht bij jou, samen met alle andere kleinkinderen. Je bent geen keukenprinses, je worsten waren altijd mislukt, maar nergens smaakt een witte boterham met korreltjes zo goed als bij jou. En niemand in de hele wereld kan zo’n lekkere pannenkoeken bakken.

Oma toch, waarom? Wij gingen nog zoveel doen. Ik ben een beetje ver gaan wonen, waardoor ik niet meer elke dag bij jou kon binnenspringen, maar ik probeerde toch zoveel mogelijk langs te komen. En jij was altijd zo blij als je me zag. Ik zal je een geheim vertellen, ik ook als ik jou zag. Ik dacht dat het zo nog jaren zou verder gaan, daar ging ik gewoon vanuit. Ik heb er nooit of nooit bij stilgestaan dat jij zou weggaan. Jij bent van staal. Dit kan gewoon niet.

De tranen rollen over mijn gezicht en ik zou willen schreeuwen: “Stomme kanker, laat mijn oma met rust. Ik heb haar nog nodig, ze is mijn oma.” Maar ik weet dat hij niet wil luisteren, die vreselijke kanker.

We gaan niet echt afscheid kunnen nemen oma, want jij weet niet echt meer wat er allemaal gebeurt door die tumor. Maar we hoeven dat ook niet te doen, want ik denk elke dag aan jou. We hebben al zoveel gepraat, maar dat laatste gesprek zal moeten wachten. Elkaar niet officieel uitzwaaien, geeft ons misschien het gevoel dat je ook niet echt weg bent. En weet je wat, jij blijft gewoon, voor altijd. In mijn hart, in wat ik ga vertellen tegen Mathis en mijn kinderen, in de honderdduizend dingen die je voor mij gedaan hebt.

Bedankt oma en tot snel, want ik ga je nog heel vaak komen bezoeken.