Zoals u weet logeren we tegenwoordig tijdelijk bij onze goede vriend P.  En dat verloopt allemaal vlot, goeie vrienden zijn de max. Ik heb hem al bestoeft, maar hij slaapt dus werkelijk op de zetel voor ons. En wij mogen gewoon in zijn bed slapen. Allez serieus, dat is gewoon echt schoon.

We zijn ook al een paar keer samen op vakantie geweest, dus ge weet wel dat het redelijk goed zal gaan. Het enige echte ambetante aan zo’n verblijf, is misschien de badkamer. En wat daar bij hoort. Niks ergs, maar gewoon een klein beetje awkward. Met momenten.

Als we allemaal op hetzelfde moment opstaan, is er een kleine file in de badkamer. En we kunnen er natuurlijk niet allemaal samen in. Deu-euh. Ik heb meestal niet zo heel veel kleren aan in de badkamer, dus ja, ik hoef u niet te vertellen wat voor gekke situaties er dan zouden kunnen ontstaan. Maar ook, niks ergs.

Waar ik eigenlijk naartoe wil. Het toilet. Dat ligt in de badkamer. En je moet door de badkamer om naar de slaapkamer te gaan, waar wij dus liggen. En de badkamer ligt ook knal naast de living.

U begrijpt waar ik het over heb, geluiden. Ik ben sowieso al geen vlotte buitenshuisgroteboodschapper (ok, niet, ik kan het gewoon niet) – maar op dag vijf beginnen toch ook mijn darmen wat ambetant te doen. En dan is er nog mijn door zwangerschap getergde blaas. Dat arme stukje van mijn lijf ziet af. En ik daardoor ook. Ik moet gewoon vaak.

Ook ’s nachts. Als het voor de rest heel erg stil is.

Je bent nog mee? Bij uw gastheer, die twee meter verder voor u op de zetel ligt te slapen. En ik kan daar echt niks aan doen, maar soms heb ik gewoon veel geluid en soms bijna geen. Het kan kletteren, het kan ook geruisloos. Maar heb ik daar controle over? Nee. Hou dat even in uw achterhoofd, bij de volgende conversatie tussen mijn lief en mezelf, ergens tussen Gent en Brugge.

“Amai seg, zo luid dat gij plast ’s nachts. P. gaat dat zeker ook horen.”

Het was toevallig een luide nacht geweest, ik geef het toe – maar ik was daar zelf al gegeneerd genoeg over.

– “Ja seg, ik kan daar niet aan doen. Ik vind dat zelf ook ambetant”.

Waarop mijn lief met een geweldige oplossing kwam.

“Maar jawel. Ge kunt toch richten. Ge moet richten waar het geen geluid maakt.”

Ja. Vrouwen. Richten. Tss.

– “Euh, excuseer liefde van mijn leven. Richten, ik  heb daar geen penis hangen hoor. Dat gaat helemaal niet”

“Maar allez, jawel. Gewoon richten. ”

Kwade blik van mezelf. Gevolgd door de volgende woorden:

– “Hebt gij misschien al eens uit een vagina geplast? Nee, dan zou ik zwijgen als ik van u was”.

Serieus maat.

Ik denk dat ik gewonnen heb, hij heeft er niks meer over gezegd.