Kijk, ik moet daar niet onnozel over doen, ik ben geboren op den boerenbuiten. Mijn grootvader was boer (paarden en koeien), mijn grootmoeder was boer (groenten), mijn vader heeft eerst een stal neergezet en pas daarna aan een huis gedacht. Mijn moeder rijdt nogal heel graag het gras af en is ook fan van andere tuinklusjes. En ik ben wel eens een verdwaald paard tegengekomen in mijnen hof (toen ik nog thuis woonde – en nee, daar wen je niet aan). De boerenbuiten dus.

Kijk, ik heb dat nooit leuk gevonden. Naast  de tien dagen scoutskamp per jaar en de occasionele natuurwandeling, hou ik mij het liefst zo ver mogelijk van natuur. En boerenbuiten. Ik ben een stadskip, in hart en nieren. Het is zelfs zo erg dat ik bepaalde verpleegsters in het Imelda-ziekenhuis in Bonheiden ervan verdenk mij verwisseld te hebben met een andere baby. Het zou dan toevallig wel een baby zijn, die ook heel erg op mijn ouders lijkt, maar soit. Ik hou van de stad. Ik ben zot op de stad.

U begrijpt. Dat ik met mijn gat in de boter ben gevallen met mijn lief. Hij is niet alleen evenveel fan van de stad als ik, hij heeft nog een echte goeie reden ook. Hij heeft zoveel hooikoorts, dat een leven op den buiten voor hem gewoon een leven met niezen, zakdoeken en gezwollen ogen en keel zou zijn. Niet dus. Vandaar dat we ook zo snel een huis gekocht hebben. We wisten allebei meteen wat we wilden. Geen tuin, alleen een terras. (U begrijpt uiteraard ook dat ik om nog tal van andere redenen met mijn gat in de  boter ben gevallen met mijn lief, maar die doen hier niet ter zake – er volgen nog wel melige posts, don’t worry)

Dus. Gisteren was het einde-seizoensdag van de Lunatics. Een traktatie van de club, voor al ons werk de afgelopen maanden. We wisten helemaal niet wat ons te wachten stond. Dat vind ik dus vervelend. Niet omdat ik te nieuwsgierig ben, maar vooral omdat ik dan niet weet wat ik moet aandoen. En ik kan er geweldig ongelukkig van worden om de verkeerde kleren aan te doen. Als ik veel moet stappen en ik heb hoge hakken aan bv. Of als het warm is en mijn benen zijn bedekt in een verstikkende jeans. Ik wil maar zeggen. Ik heb sowieso laagjes aan meestal, zodat ik de warmte aankan. Maar welke schoenen doet een mens aan? En gaan we voor sjiek of comfy? Rok of broek? Ik heb uiteindelijk geopteerd voor een jeans en mijn birckenstocks (inderdaad, mijn lelijke hippieschoenen) , wegens ongelooflijk comfortabel – en dan is de rest allemaal gemakkelijker te dragen.

Ik had natuurlijk niet kunnen voorzien dat we boerengolf gingen spelen. Inderdaad, golfen met een kleine voetbal en een soort van verlengde hamergolfstok. In het veld. Best leuk, maar je moet het echt maken met gezelschap. We hadden daarvoor trouwens als gebruncht in het veld. Rode zakdoek met witte bollen en hoeveproducten, the real thing dus. En dan boerengolf. Het begon goed, ik deed een paar sterke slagen. Ik begon er in te komen, zette me helemaal schrap voor een stevige slag.

Dit is echte golf trouwens, maar evenzeer met de Lunatics. Ik denk dat we nooit meer op een golfterrein mogen komen.

En toen.

Trapte ik vol in een koeienvlaai. Stront ja. Met mijn blote voeten in mijn birckenstocks. Stront aan de knikker. En tussen de tenen.

Tot zover het platteland. Voor de komende tien jaar.