Is het omdat je verjaardag nadert? Het moment waarop je voor de derde keer verjaart, maar nooit meer jarig bent.

Is het omdat ik je sinds kort altijd rond mijn pols draag? Een subtiele armband met aan het slotje jouw hartje dat mij af en toe eens prikt.

Is het omdat het we zoveel troostmomenten hebben moeten missen door corona? Geen samenkomst op je sterfdag, geen kerstfeest, geen vuur op je verjaardag. Niets samen dragen, tenzij op afstand.

Is het omdat we trouwden en jij er opvallend hard niet bij was? Is het omdat? Is het omdat we vragen blijven stellen?

Ik weet het niet.

Misschien is het wel gewoon omdat we bijna twee en half jaar verder zijn, en jij nog altijd verschrikkelijk dood bent.

Maar ik zeg het je broer, het is moeizaam in mijn hoofd. Als ik ga lopen, dwalen mijn gedachten af naar jouw laatste momenten. Als ik op de trein zit, staar ik in het voorbijflitsende diepe en vraag me af waarom. Als ik in slaap val, komt dat laatste familieweekend steeds maar voorbij.

Er is zoveel niet gezegd. Er zijn zoveel vraagtekens. Er is zoveel leegte.

Als ik Basiel met een bal zie rondhossen, tekent het gemis zich hardlijnig af. Ook al gaat mijn verbeelding meteen met de fictieve feiten op de loop. Ik zie het echt voor mij, hoe jij in de Bergstraat met hem balletjes staat te trappen. Ik zie het, hoe je hem aanwijzingen geeft en tegelijkertijd show verkoopt met voetbaltrucjes.

Als ik Felix hoor vragen waarom nonkel Thomas dood wilde, tekent het gemis zich hardlijnig af. Ik kan het kind geen antwoord geven, want ik snap er zelf helemaal niets van. Ik begrijp dat er pijn moet geweest zijn, maar ik begrijp niet waarom je niet geprobeerd hebt om die met ons te delen.

Als ik Rosalie door het huis zie waggelen, tekent het gemis zich hardlijnig af. Je kent haar niet, je weet haar niet, zij is voor altijd een blinde vlek. Er is een nonkel waarover we zullen vertellen, maar die er nooit zal zijn. Haar leven begint pas na het leven van die nonkel, en dat vind ik te moeilijk om te aanvaarden.

Als ik kijk, als ik voel, als ik ween, als ik lach, als luister. Je bent er altijd niet, en daardoor heel erg wel. De boom waaraan wij samen gegroeid zijn, heeft een dode tak. Als je die laat hangen, is dat gevaarlijk. Want op elk moment kan die op iemand zijn hoofd vallen en veel schade aanrichten. Als je die afzaagt, stomp je de boom af. Elke lente komen er wel opnieuw knopjes aan de kernboom, maar elke bloei is de disbalans ook zichtbaar. Er mist een tak, een fundamenteel stuk. Geen bloesem, onvolledige jaarringen, alleen maar dorheid.

Als ik rondkijk, als ik rondvoel, als ik tranen zie, als ik gelach hoor, als ik zwijg. Je bent er altijd niet, en daardoor heel erg wel.

Misschien is het gewoon omdat we bijna twee en een half jaar verder zijn, en jij nog altijd verschrikkelijk dood bent.

Maar het doet pijn, kerel. Het doet pijn.