Ik kreeg in de namiddag telefoon dat hij vermist was. Iedereen was ongerust, met een vreemd voorgevoel. Een paar uur later kwam het fatale nieuws. Hij was gevonden, maar tegelijk voor altijd verloren. 


De periode tussen die telefoon en de uitvaart kan ik alleen maar omschrijven als een haarscherpe waas. Sommige details kan ik seconde per seconde herbeleven, maar de chronologie is vaak weg. Net als bepaalde delen, die alleen nog een plekje hebben in mijn onderbewustzijn.


We zijn een jaar verder. Twaalf maanden. Vier seizoenen. We hebben alles doorlopen, we hebben alles voelen prikken en snijden. De roes is weg, maar voor de rest wordt de leegte alleen maar tastbaarder. Leger. Groter. 


Ondertussen is zijn huis leeg, zijn spullen verdeeld of blijven staan. Tom heeft bijvoorbeeld een paar kledingstukken overgenomen en het is een fijn gevoel om die gedragen te zien worden. Of ik ook iets wilde? 


Eigenlijk niet. Tot ik de oude nummerplaat zag staan, van onze gemeenschappelijke auto. Een vuurrode, toen al bejaarde Hyundai Scoupe. Met een officiële naam: “De Johnnycar”. Het enige dat we ooit echt gedeeld hebben, en veel ruzie om hebben gemaakt. Omdat ik hem altijd netjes voltankte met mijn studentenbudgetje, en jij hem altijd netjes leeg reed. 


Ik weet niet wie je bent. Ik weet niet wie je was. Ik weet niet waarom. Mijn beste en meest recente herinnering is het nieuwjaarsfeest richting 2018, waar we tot ‘s morgens bleven praten. Wij, de drie kinderen. Jij, mijn zus en ik met partners. En zeker 6 flessen rosé. Het was een soort van atypische avond, maar wel heel gezellig.


Ik weet niet waarom. Je hebt nochtans lange brieven geschreven, maar ik werd er niet wijzer van. Ik blijf de film afspelen, honderd en duizend en tienduizend keer opnieuw. Ik schend ook je vraag om hier niet over te schrijven, maar te zwijgen. 


Dat is lelijk, verkeerd, fout en vanalles van mij. Maar het is ook een overlevingsstrategie. Want ik ben wel zeker dat jij nooit hebt kunnen inschatten wat voor een ravage jouw stap zou aanrichten. Wij moeten voor de rest van ons leven brokken en puin ruimen. 

Dus nee, ik zwijg niet altijd.

Omdat ik ook moet overleven. Omdat ik de verantwoordelijkheid heb om er voor mijn kinderen te zijn, en dus ergens een coping mechanism nodig heb. Schrijven, ventileren, it keeps me straight. And up.


We zijn een jaar verder. Twaalf maanden. Vier seizoenen. We hebben alles doorlopen. Het prikt, het snijdt, het keelt, het wringt. De roes wordt harde realiteit, die in golven hamerhard toeslaat. 


De leegte wordt steeds tastbaarder. Groter. Zwaarder. De vragen worden steeds dieper en wanhopiger. De dagen zijn soms met zon, maar altijd met een donkere rand. 


Een jaar. Twaalf maanden. Vier seizoenen. 


Nog altijd even hard dood.