Ik zat alleen in de auto. Dat op zich was al heel lang geleden, ik ging de jongens halen die een dagje bij vrienden waren geweest. De radio stond aan.  De muziek kwam binnen, hard.


Het is deels bewust, maar even goed half onbewust gebeurd. Ik heb muziek zachtjes uit mijn leven gebannen. Omdat het te pijnlijk was, omdat het zout in een open wonde was.


Omdat ik na twee noten weer mentaal in een radiostudio kan staan, waar ik altijd diegene was die tussendoor de volumeknop gigantisch open draaide om luidkeels mee te zingen. Ik kon me soms echt verlekkeren op mijn playlist, en had geen gespeeld enthousiasme nodig voor bepaalde nummers. Ik amuseerde me te pletter in de radiostudio. Maar toen dat van me werd afgenomen, doofde ik ook een beetje mijn liefde voor muziek. Ik haalde het zout uit de wonde. 


Omdat ik bij het horen van Spiegel van Tourist Le MC steevast de tranen over mijn wangen voel bengelen. Omdat hij zelf een muzieklijstje had meegegeven in zijn afscheidsbrief, en dat nummer – en de anderen – echt fysiek pijn doet om naar te luisteren. Om die toevallige klank- en tekstbotsingen te vermijden, ging ik muziek meer en meer ontwijken. Ik haalde het zout uit de wonde.


En daar zat ik in de auto, gepakt mee te zingen met Damian Rice. Hij heeft iemand bedrogen in de song, dus de tekst was zelfs niet van toepassing. Maar toch hakte die er in. Want misschien heb ik mezelf wel bedrogen door muziek te bannen?

 
Dat gaat ook nooit helemaal natuurlijk. Muziek is overal. En beide wonden zijn voor de buitenwereld niet eens meer zichtbaar, maar voor mij zelfs nog niet eens gestelpt. Maar misschien is het wel niet helemaal eerlijk om muziek in een hoekje te duwen. Misschien zijn de emoties die muziek kan losmaken, te belastend om ook nog op mijn rug te nemen. Misschien zoek ik excuses voor muziek. Want het is niet de dat de liefde voor muziek weg is.

Misschien is het tijd om er weer het zout op mijn patatjes van te maken.