Als ge iets echt niet lust, dan moet ge dat niet eten of drinken. Dat is uzelf nodeloos kwellen. Natuurlijk moeten alle kinderen spruiten en olijven geproefd hebben voor ze het verbannen – maar eens het established is dat ge iets echt niet lust, hoeft het niet meer voor mij.

Ik lust naast mayonaise ook geen alcohol. Ik vind dat het smaakt naar rot fruit. En ik weet niet hoe het bij u zit, maar ik lust geen rot fruit. Ik snap niet wat al die andere mensen daar in zien. Maar bon, dat is dus een probleem.

Van op afstand ziet u het probleem waarschijnlijk niet. Want ah ja, ik kan altijd Bob zijn. Het is voor mij toch geen moeite om niet te drinken (en nee, ik ben niet in te huren). En mooi, die extra calorieën zijn ook al geen gevaar. Ik lust het toch niet (dat we dat compenseren met andere lekkere dingen, goes without saying, maar toch). Maar serieus, het is oprecht een probleem.

Ik ben namelijk altijd nuchter. Al-tijd. Ook als de rest van het gezelschap redelijk aangeschoten is. Ook als mijn lief te veel van het goedje gedronken heeft en in hetzelfde bed slaapt. Werkelijk al-tijd. Ik ben nooit mee in de zattigheid. En op een bepaald moment is dat gewoon niet meer leuk. Op een bepaald moment snap ik de grappen niet meer – nee, ik lach gewoon met de mensen die zo zat zijn dat ze zelfs een stuk kaas grappig zouden vinden. Maar dat is nogal eenzaam, snap je.

We zijn er. Het is eenzaam om alleen nuchter te zijn. Als u af en toe Bob moet zijn, herkent u het misschien. Maar dat is bij mij dus altijd zo. Op het einde van de avond voel ik me altijd eenzaam nuchter. Zielig hoor.

Het is hier van de vroege shift deze week, maar ik ben gisteren met mijn lief toch veel te lang blijven plakken op een gezellig terras bij gezellige mensen. Er was al een nieuwe dag begonnen toen we thuis waren, gelukkig dat ik nuchter was. Anders had ik die wekker om 4u15 helemaal niet overleefd, maar dit ter zijde. Op het terras zaten vier mensen. En na een avond evenveel lege flessen wijn. En ik heb niet geholpen, obviously.

Toen we naar huis gingen was mijn lief flink aangeschoten. Niet stiepelzat, maar wel zattekes. Zijn ogen verraden hem dan altijd, eigenlijk is het wel schattig. En als er te veel alcohol in zijn lijf zit, begint hij daar meestal over te zagen.

“Ge vindt het erg e, dat ik zat ben?” – Nee, lieverd, ik vind het gewoon grappig.

“Ge zit mij dus gewoon uit te lachen he. Stop nu ne keer met lachen, zo zat ben ik niet hoor.” – Nee, liefje, je bent helemaal niet zat. Van anderhalve fles wijn word je ook helemaal niet zat.

“Amai, ik zie u graag. Echt niet te doen. Maar ik ga wel blijven drinken hoor. Allez ja. Zo met vrienden en al. Gij begrijpt dat niet”. – Niet erg schat, heb ik gezegd dat je daar mee moet stoppen? En nee, ik begrijp dat niet. Ik drink de hele avond cola light.

En dan kom je thuis. En gaat alles een beetje trager. Tanden poetsen, kleren uitdoen, het bed vinden: het gaat bij momenten vlotter. En dan kruipt hij zo helemaal tegen mij, met een lekker alcoholbekje. En met lieve en ‘aanmoedigende’ woorden. (Dames, you know what I mean. You also know dat het dan geen avance is)

Niet erg trouwens. Het duurt meestal geen drie minuten voor hij naar dromenland verhuist. En licht snurkend in slaap valt.

Alcohol, kan iemand mij uitleggen hoe je dat leert drinken? Volgens mij mis ik echt vanalles.

Inschenken, dat lukt wel nog.