Liefste Rosalie, 

Het was pas toen iemand me vroeg of ik geen maandbrieven ging schrijven, dat ik me realiseerde dat ik er nog geen had geschreven. Iets wat ik wel trouw voor je broers heb gedaan. Dat het zelfs nog niet in me was opgekomen, zegt iets over hoe woelig je start is geweest. 


Want dit is de eerste maandbrief, maar tegelijk ben je al 4 maanden op deze wereld. Je bent al zes weken thuis bij ons, maar tegelijk ben je gecorrigeerd nog niet eens echt een maand. 


Ik heb de neiging om altijd de hele uitleg te doen als mensen vragen hoe oud je bent. Of als je onderweg de opmerking krijgt “dat is nog een kleintje he”. Want je bent inderdaad nog klein, maar gecorrigeerd ben je eigenlijk best stevig. Ik durf niet te zeggen dat je vier weken bent, maar vier maanden krijg ik ook niet over mijn lippen. Je had een maand moeten zijn, en zo probeer ik naar jou te kijken.


In het ziekenhuis was het zo moeilijk om je moeder te zijn. Ik moest je elke dag achterlaten, ik moest aan de zijlijn staan toekijken hoe andere mensen de regie over jou in handen hadden, ik moest me schikken naar regels en schema’s die mijn hart deden bloeden, ik moest leven op een paar knuffeluurtjes per dag. Ik was bang dat we elkaar nooit echt zouden vinden en dat ik een soort toeschouwer in jouw leven zou blijven. 

foto vzw kleine held – kleine ella fotografie


Maar het veranderde. Toen je bevrijd werd van alle buisjes en draadjes, vond ik mezelf als moeder terug. Als babymoeder. Dat gevoel kwam weer even sterk opzetten als bij je broers, want ik was zelfs niet ongerust toen je de eerste weken niet echt bijkwam. Ik voelde dat het door de gigantische overgang kwam en dat het uiteindelijk wel in orde zou komen. En ik ben blij dat ik van de kinderarts die intuïtie mocht blijven volgen.  Want je weet het misschien al, maar ik kan best koppig zijn. Er is ons heel veel ontnomen in jouw geboorteverhaal, maar ik ging de borstvoeding niet door mijn handen laten glippen. Dat was hard werk en serieus op mijn strepen staan, maar het is wel gelukt. En ondertussen zit je weer mooi op je curve alsof er niets gebeurd is.


Als ik naar jou kijk, zie ik een baby van een paar weken. Je doet so far alles wat je moet doen. Je kan je hoofdje opheffen, je wordt rustig als wij (maar ook je broers) in de buurt zijn, je kan de boel mosterdgeel onderkakken en van de nachten een langgerekte foute party maken. Alles wat een baby hoort te doen. 


Ik heb het gevoel dat jij ons ook altijd al herkende, maar nu wel nog een level hoger bent gegaan. In het ziekenhuis sliep jij immer als een roosje, had je de helft van de tijd geen zin om voor je eten te werken en lag jij probleemloos alleen in een bedje. 


Those days are over. Jij wil bijna altijd iemand voelen. Jij slaapt meestal gewoon op mij. Mijn rug, nek en schouders protesteren een beetje, maar voor de rest geen probleem. We hebben zo-veel in te halen. Elke dag vlamt de angst mij wel een paar keer rond de keel, dat de schade van drie maanden ziekenhuis en zo’n fragiele start, emotionele en sociale littekens zal opleveren die we niet meer kunnen oplossen.


Maar je reageert heel goed op ons. Je kan enorm geconcentreerd rondkijken. Hier en daar kunnen we al een lachje onderscheppen. Je broers zeggen het wel honderd keer per dag. Dat je toch zo schattig bent. 


Dat klopt helemaal. Een brok schattigheid. Geen idee welke kant jouw verhaal zal opgaan, maar er staat een geweldige crew aan de zijlijn om je zo ver mogelijk te brengen. 
Met ‘ver’ bedoel ik gelukkig. Maar voorlopig vooral schattig. En ik weet dat je het over elk kind kan zeggen, maar in jouw geval toch nog meer een feit: wat een wonder. 


Welkom thuis wonder.