Ik ben van de week naar het autosalon geweest. Nee, ik ben geen autochick, maar ik rij wel echt graag. Ik weet niet waar de juin de coulash ligt, ik weet niet hoe ik olie moet verversen en ik bel VAB als ik platte band heb. En ik kan ook niet parkeren. Zelfs de cursus van Mark Van Damme heeft me niet over alle angsten geholpen. Ik kan het nog steeds alleen maar als er echt niemand kijkt. En het gat groot genoeg is. Uiteraard.

Maar een beetje cruisen vind ik dus wel de max. Mijn eigen auto doet dat niet slecht, maar ik ben vooral in de wolken als ik met de Mini van Nostalgie mag rijden. Want een Mini Cooper, dat is een vinnig ding. Dat ding heeft een baanligging die u zin doet krijgen in stevige bochten en trekt op zoals een muis die in een gatje in de muur verdwijnt nog voor ge er erg in hebt. Snel dus, heel snel.

Wij dus naar het autosalon. Wij, als in nonkel J. en ik. En wij stonden al gauw in de file. Ten tijde van het autosalon ben je niet de enige die naar de Heizel rijdt. En het wordt alleen maar erger als die autosalonfile een beetje vermengd wordt met een beginnende avondspits. Stilstaan was het.

Nu ik weet, als vrouw moet ge u niet te veel moeien als ge op de passagierszetel zit, ge kunt dat toch nooit beter weten/kunnen. Maar daar is wel één uitzondering op. Ik ken namelijk de weg. Daar zijn twee redenen voor. Ik heb geen gps en moet dus vertouwen op mijn oriëntatie en herinnering (ik ben kei mannelijk op dat vlak, mijn oriëntatiegevoel is meestal top) én een belangrijk onderdeel van mijn job is het verkeer.

Ja, ik ben al vier jaar (onder andere) een verkeersmeisje. Soms durf ik zelfs al eens zeggen dat ik een fetisj heb voor het verkeer. Want dat moet juist zijn. Er is toch niks zo vervelend als in een file staan die dan op de radio verkeerd – of nog erger – helemaal niet wordt genoemd. Dat is om die van de radio een paar djoefs op haar muile te verkopen en dat willen we vermijden. Maar uiteraard zijn er bij een verkeersfetisj ook neveneffecten. Zo ken ik alle Vlaamse E-wegen uit mijn hoofd, met bijna alle afritten (uiteraard ook grotendeels in de juiste volgorde). Daarbovenop weet ik welke files normaal zijn en welke niet. Wat structureel is en wat niet. Mensen bellen mij soms om te vragen hoe ze best kunnen rijden. Of hoe lang het gaat duren. Ik ben een klein beetje een wandelende GPS. Gecombineerd met mijn intens verlangen om GPS-stem te worden, kunnen we besluiten dat het raar is, ik besef het.

Maar soit, ik stelde dus voor om een andere weg te nemen. Eentje waarvan ik redelijk zeker was dat die ons ook tot op het autosalon zou brengen, maar dan zonder aanschuiven. Getwijfelel bij de chauffeur. Kan een vrouw het meer bij het rechte eind hebben dan mijn gps? Dat_is_toch_niet_mogelijk? Maar omdat we toch maar stilstonden en de tijd zagen wegtikken, besloot uncle J. mij maar te geloven.

En het was een winner, al had ik wel meteen een kleine inschattingsfout gemaakt bij de eerste afrit. Die hadden we namelijk moeten nemen, maar ik was niet helemaal zeker. Door die te missen zaten we ineens in den hof van de koning. Dicht bij de bestemming, dat wel, maar toch ook niet helemaal juist. Maar we zagen waar we naartoe moesten. We moesten maar juist een grasveldje over, echt de moeite niet.

En toen.

Hebben we een nadartje opzij gezet, door den hof van de koning gesjeesd en een bareeltje omhoog gezet.

Ook al mag da nie.

Maar ik vond dat wel coo-hool.