Het is allemaal heel onwerkelijk. Maar schrijven is altijd een uitlaatklep geweest, dus wil ik nu ook even uitleggen wat er precies gebeurd is. Hoe we totaal onverwacht in deze moeilijke situatie geraakt zijn. Alweer een onmogelijke situatie. Ik dacht dat het niet erger kon dan de shit van 2018, maar blijkbaar is 2019 ons ook niet goed gezind.

Ik had vrijdag een lastige dag, alles ging moeizaam. Ik had veel pijn, maar dat was ook niet de eerste keer. En niet trunten weetwel, want het hoort er gewoon allemaal bij. Maar een derde zwangerschap, een full time job én een gezin met twee kinderen is toch echt wel niet te onderschatten soms.

Ik was ‘s avonds wat bloed verloren. Niet veel, niet meteen ongerust. Ik belde met de vroedvrouw en omdat ik veel beweging voelde en het niet veel was, gingen we toch gewoon slapen. Maar toen er de volgende ochtend opnieuw bloed was, wilde ik toch naar het ziekenhuis. Het blijft een speciale zwangerschap met de Asherman, dus better safe than sorry.

Omdat we zo snel geen opvang konden regelen, namen we de jongens mee. De harttonen waren goed, dat was al een geruststelling. Maar nadat de vroedvrouw mijn inlegkruisje had meegenomen, werd er toch bijkomend onderzoek aangevraagd. We mochten wachten in de bevallingskamer op de gynaecoloog, want het was natuurlijk zaterdagvoormiddag. Anderhalf uur later begonnen de onderzoeken, en toen begon de waas. Tom was net met de kindjes naar buiten, toen ze binnenkwamen werden de kindjes vakkundig weggeleid door een stagiaire. Wij kregen te horen dat het absoluut niet goed was.

Mijn vliezen bleken uitpuilend en ik verloor vruchtwater. Ik mocht niet meer bewegen en er was een ambulance onderweg om mij naar het UZ Gent te brengen, omdat Jan Palfijn dit niet aankon. Shock.

Tom bracht de kinderen naar huis, waar zijn ouders ze kwamen ophalen. Ik werd ondertussen weggevoerd in de vreselijkste ambulancerit ooit en naar het verloskwartier van het UZ gebracht. Toen ik daar een sonde kreeg om te plassen, braken mijn vliezen volledig. Zwangerschapsduur: 25 weken en 2 dagen.

Toen Tom uiteindelijk arriveerde, volgden gesprekken met gynaecologen en kinderarts. Ze kwamen meteen to the point: we zitten in de grijze zone. Voor 24 weken worden kindjes die levend geboren worden sowieso niet behandeld, tussen 24 en 26 weken moeten de ouders beslissen wat ze doen. Vanaf 26 weken neemt de wet het over en krijgen kindjes sowieso intensieve zorgen toegediend.

We kregen een heel zwart-wit-verhaal. Dat er ten eerste 50% kans was dat het de eerste uren al niet zou overleven, dat er daarna 80% kans was dat het kindje zwaar gehandicapt zou zijn. Dat overleven en levenskwaliteit niet hetzelfde zijn. Dat was allemaal luttele uren nadat alles nog heel rooskleurig leek. We maakten de afweging dat we dat haar én de rest van ons gezin niet wilde aandoen, een mensonwaardig leven. We moesten ook echt onmiddellijk een keuze maken, voor actief of passief beleid.

Bij passief beleid zouden ze gewoon de natuur haar gang laten gaan. Als de weeën kwamen zou ik bevallen en zou Dotje in de arbeid of daarna in onze armen overlijden. Bij actief beleid zou ik longrijping krijgen en babymonitoring, een sectio als de arbeid zich aandient of als zij/ik door infectie in nood kwamen. We kozen passief beleid. We probeerden afscheid te nemen van het wriemelend wonder in mijn buik.

De nacht passeerde. Zonder slaap, maar met veel twijfels. Ik werd overspoeld met verhalen van kindjes die op die leeftijd geboren waren en het goed deden. Die zelfs al afgestudeerd waren ondertussen. En dat ze al zoveel konden en blabla. Ik besef dat de minder goede verhalen ons waarschijnlijk minder bereiken, maar de twijfel sloeg toe.

We vroegen nieuwe gesprekken aan. Dit keer was er een andere gynaecoloog en dat gesprek liep beter. Ook de kinderarts bracht een genuanceerder verhaal. We twijfelden ons kapot. Het voelde alsof we onze dochter haar doodvonnis zouden tekenen, ook al deden we dat omdat we het beste met haar en onszelf voorhebben. We huilden, praatten, huilden, stelden de meest harde vragen. Ik had een nacht zonder weeën overleefd, over 4 dagen zou deze beslissing niet meer in onze handen liggen maar in die van de wet. Dan zou Dotje sowieso intensieve zorgen krijgen bij de geboorte.

‘s Nachts had ik geprobeerd om met haar contact te maken. Om te vragen wat zij wilde, wat zij dacht dat ze nog kon. Of we er samen zouden voor gaan, om nog zo lang mogelijk samen te blijven. De hele nacht lagen mijn handen op mijn buik. Soms die van Tom erbij, soms onze handen helemaal verstrengeld.

We konden het niet. Na heel lang praten, beslisten we over te stappen naar actief beleid. Wel met de afspraak dat er een heel grote eerlijkheid zou zijn, dat haar eerste dagen cruciaal zouden zijn en dat we haar echt zo comfortabel mogelijk zouden laten gaan, als bleek dat ze niet sterk genoeg zou zijn. Levenskwaliteit voorop. Niet nodeloos pushen.

Dat was gisteren. Op 25 weken en 3 dagen. Vandaag zijn we 1 dag verder. Nog steeds geen arbeid, wel verhoogde infectiewaarden. Er wordt nog vruchtwater aangemaakt, maar haar beschermende bubbel is natuurlijk weg. Ik krijg dus om de 6u antibiotica, de longrijping is toegediend en zodra ik in arbeid schiet, krijg ik ook weeënremmers. Met heel veel geluk halen we donderdag. Met nog veel meer geluk (het is uitzonderlijk, maar het gebeurt) doen we daar stelselmatig nog een dag bij. Elke dag dat ik haar langer bij mij kan houden, is een enorme stap vooruit.

Dat is de situatie. Alles is verschrikkelijk onzeker en moeilijk. Op deze leeftijd spreken ze zelfs niet van prematuur, maar van immatuur. Voor donderdag is Dotje nog een foetus, daarna wordt ze pas een baby. Al is ze in ons hart natuurlijk gewoon onze dochter, voor altijd.

We slikken de tranen weg en laten ze stromen. We zoeken steun bij elkaar en het netwerk dat voor ons in werking schiet. We twijfelen elke seconde. Over elk scenario.

Als ze het niet haalt, dan nemen we afscheid van een droom. Dan krijgen we nog een verlies te verwerken op een enorm beschadigd zieltje. Ik zei gisteren tegen Tom dat ik al zoveel kastjes energie had opengetrokken om te blijven rechtstaan, maar dat ik nu echt wel denk dat de kastjes op zijn. Leeg.

Als ze het wel haalt, staat ons een verschrikkelijk onzekere weg te wachten. Een heel lang ziekenhuisverhaal, in het beste geval met een goede afloop. Of een met een zorgenkind misschien, waar we ons nu al schuldig over voelen. Maar sowieso een moeilijke, lange, trage weg.

Er zijn zorgen. Over Basiel en Felix. Over mijn werk. Financieel. Wat gebeurt er allemaal? Hoe is alles nu geregeld? Hoe gaan wij hier ooit doorkomen? Hoe lang kan ik thuis blijven? Is er tijd?

Tegelijk kunnen we alleen uur per uur denken, verslingerd tussen angst en hoop. Dag per dag. Ik weet dat er enorm wordt meegeleefd en kaarsjes branden, dat is fantastisch. Ik hoop dat het ook echt helpt, we hopen het zo vurig.

We hebben elkaar. De liefde is zo intens dat ik het zelfs niet meer kan beschrijven. Voor elkaar, voor heel ons gezin, voor Dotje.

Ik weet niet wat morgen zal brengen. Zelfs niet hoe het over een uur zal zijn. We kunnen alleen maar hopen.

Hoop je met ons mee?