Ik ben een geweldige fan van vakantie. Altijd al geweest. Ik vind het heerlijk om zonder tijd te leven, om alle ruimte te hebben voor spontaniteit, om gewoon een versnelling naar beneden te gaan. Ik besef zeer goed dat het niet realistisch is om altijd vakantie te hebben (misschien is het dan ook helemaal niet meer leuk?), maar ik ontvang elke vrije dag met open armen.

Het leek al die tijd onbereikbaar. Weken van mezelf voortslepen, meerdere keren instorten van verdriet, heel veel leuke momenten, boeiende lesdagen, interessante gesprekken, veel nieuwe kennis opdoen, leuke en minder leuke activiteiten. Een rouwproces gaat op en neer. Dat is niet de godganse dag zitten huilen in een hoekje. Dat is het ook soms, maar er wordt ook wel eens gegierd van het lachen. De ene dag is de andere dag niet. Het ene uur is zelfs het andere niet. Elke minuut kan de sfeer doen omslaan, ten goede en ten kwade.

We zijn vijf maanden later. Als ik terugkijk, weet ik wel zeker dat ik veel te snel weer aan het werk moest. Ik was absoluut nog niet klaar om onder te mensen te komen. Ik had nog te veel nood aan mijn cocon, ik was echt aan het verdrinken. Het was een heel moeilijke periode, omdat ik vaak alle goede momenten in mijn werkdag propte, om dan thuis het koffertje verdriet weer open te trekken. Dat was niet altijd fair ten opzichte van mijn gezin (en zeker niet ten opzichte van mezelf), maar het kon echt niet anders. Je moet vooruit. Ik moe(s)t vooruit. Wat ik ook heb gedaan.

Maar toen was daar de Paasvakantie. De eerste vakantie die ik er durfde te laten zijn. De vorige schoolvakanties werkte ik thuis gewoon verder, omdat er gewoon heel veel op je afkomt als je het eerste jaar lesgeeft. Maar ook omdat het in mijn aard ligt om mezelf voor te willen zijn. Liever op mijn tempo werken in de vakanties, dan verdrinken in de ratrace van de werkweek. Alles om mezelf wat meer rust te gunnen tijdens het academiejaar, in de moeilijkste maanden van mijn leven.

Maar nu voelde ik dat het echt niet meer ging. Dat ik echt helemaal voor rust moest gaan. Want rouwen is godverdomme vermoeiend. Rouwen combineren met een gezin, met een nieuwe job, met een heftige verbouwing en met nog een boel andere stevige problemen – dat is godverdomme moeilijk. En ook al is de buitenwereld het vaak vergeten wat er gebeurd is, voor ons blijft het de dagelijkse harde realiteit. Soms scherper dan een tijd geleden. Soms heviger dan in het begin. Soms moeilijker nu de verdoving weg is.

Maar vakantie dus, zoveel mogelijk. Ik had op voorhand twee werkdagen ingelast (was ook nodig, want met de kinderen werken in camping living is echt onmogelijk) en op die dagen heb ik een deel van mijn to do-lijstje afgewerkt. Maar ongeveer alle andere dagen heb ik op mij laten afkomen, op ons. Ik was vaak samen met de jongens, soms alleen, soms even met ons tweetjes, soms met het hele gezin.

foto: Gertrui Steyaert

Het was vakantie. We gingen logeren. Spelen bij vrienden.  Naar zee. Naar familie. Eten, drinken, lang slapen en nog langer in pyjama. Het was vakantie.

Ik kan niet uitdrukken hoeveel deugd het heeft gedaan. Maar echt, gigantisch veel. Hoe nodig het was, om er nu weer te kunnen staan.

Dankjewel Paasvakantie. Echt, merci.

(En ook, hoe was het bij jou? Hopelijk ook een klein beetje zon?)