“Oh ja funky danser: 11 maanden”

Elke maand krijg ik een soortgelijk smsje van vriendin K. Bij haar eerste kindje is de borstvoeding snel en pijnlijk geëindigd . Ik had niet durven hopen dat ze het nog eens wilde proberen bij haar tweede zoon, maar zei toch maar dat ik paraat stond langs de kant indien nodig. (Ik werk aan mijn stilte, echt waar) En sindsdien krijg ik elke maand een smsje, omdat er nog een maand borstvoeding is bijgekomen. Ik heb K. gevraagd om haar verhaal eens neer te schrijven. En dat heeft ze enthousiast gedaan:

“I’ve looked at life from both sides”

Zo zingt Joni Mitchell het in 1 van haar wondermooie nummers.  Zij heeft het over  beseffen dat er nog zoveel dingen zijn die je niet begrijpt, zelfs met tonnen levenservaring op zak. Mijn ‘beide zijden’ zijn iets minder filosofisch. Sommigen zouden ze beperken tot liggen op de linker- of rechterzij  om te voeden, maar ik zie het eerder als de fles versus de borstkant van het hele voedingsverhaal.

Onze oudste zoon kreeg 3 weken borstvoeding, onze tweede drinkt nu nog bij mij. Hij is bijna jarig. De jongens zijn uiterlijk elkaars evenbeeld, maar verder loopt de vergelijking mank: horrorbevalling versus ‘uit de boekskes’, doodbrave jongen versus schelm eerste klas, vlotte doorslaper versus ‘na 8 maanden dacht hij er aan om nu en dan een nachtje door te slapen’, verlegen en bescheiden (papa) versus erelid van team drama (euhm ja, zoals de mama). Wanneer ik dat lijstje in mijn  hoofd overloop, komt er jammer genoeg toch nog een gelijkenis naar boven: ik kreeg bij mijn beide kinderen ontzettend veel commentaar over ‘het voeden’. En als ik het drukke verkeer op sociale media mag geloven, ben ik zeker niet de enige.

(Ik onderbreek even, onze goeie slaper vindt een dut van 18 minuten blijkbaar ruim voldoende.)

Nummer 1 was een helse klant aan de borst, hij dronk zo gulzig dat mijn boezem na amper een week pijnscheuten door heel mijn lichaam zond wanneer zoonlief een schreeuw om voedsel gaf. Met alles wat hij kon aan liefde en talloze afgekolfde flessen stond mijn betere helft me bij. Het zou nog 2 pijnlijke weken duren voor de vroedvrouw mij aan een afbouwschema kreeg met de wijze woorden “Als ge nu niet stopt, krijgt een eventueel tweede kind nooit een druppel moedermelk van u, ge maakt uzelf doodongelukkig.” Het zou nog bijna 2 maanden duren voor alle overproductie was stopgezet en pas rond de leeftijd van 3 maanden had L. onze diepvriezer leeggedronken.

Wanneer ik na een tijdje over dat stoppen met borstvoeding vertelde, kreeg ik zo vaak goedbedoelde steun over hoe ik het wel had gekund als ik het anders had aangepakt, over hoe ik moest doorzetten en soms zelfs de boodschap “dat het niet voor iedereen weggelegd was omdat je wel even moest kunnen doorbijten’. Het leven was geen competitie volgens al deze orakels en het was best ok  dat ik had gefaald.  Het aantal mensen dat ik in die periode fysiek geweld wou aandoen is niet op 2 handen te tellen. (Noot: Die hormonen bij de borstvoeding, man, man, kunnen ze vrouwen daar alstublieft iets meer voor waarschuwen? En hun partners ook?)

Tijdens de controle op 3 maanden bij Kind en Gezin durfde ik voor het eerst van mij afbijten toen de verpleegster mij weemoedig aankeek en zei “dat het toch wel jammer was dat ik had opgegeven, zeker nu de winter er aankwam en de zoon dus geen antistoffen meer zou krijgen”. (Vergis u niet, ik ben – in tegenstelling tot de charmante hostess van deze blog- een grote fan van onze Kind en Gezin in Ternat, daar werken geweldige dokters en grappige madammekes van de weeg en intussen heerlijke verpleegsters. Maar tussen gepensioneerde E. en mij komt het nooit meer goed.)

En toen?

Toen waren we 2 jaar verder en diende hartveroverende huileman H. zich aan. En wat niemand had verwacht (behalve mijn echtgenoot, miljaar die kent mij echt beter dan ik mezelf ken), wel dat gebeurde: ik waagde mij opnieuw aan borstvoeding. Mijn directe omgeving begreep er niets van gezien de ellende en pijn die ze zich allemaal nog konden herinneren. Ik stond zoveel steviger in mijn schoenen en besloot: gaat het niet, dan is het gedaan.

En wonderwel: hij dronk. Nummer 2 deed niets zo vlot als ons oudste wonder, behalve dat drinken. Op dat vlak verwees hij het werk van zijn broer linea recta naar de schuif der amateurs.  Uiteraard was er nog veel hormonaal gebleit, maar wat hielp het om te weten dat zoiets normaal was. Hoe fijn was het om dezelfde kraamverzorgster en vroedvrouw aan mijn zijde te hebben. En ja: ik liep te glunderen van geluk wanneer mensen me oprecht vertelden hoe fijn ze het vonden dat het deze keer wel gelukt was. (Al bleef dat woord op zich de herinnering oproepen aan zogenaamd mislukken  de eerste keer.)

En het bleef vlot lopen, ook toen ik terug ging werken na 5 maanden (lang leve het kunnen nemen van onbetaald verlof), ook na de kaap van 6 maanden. En nu nog. We mixen poeder en borst door elkaar (kolven doe ik niet meer) en dat werkt prima. Perfect verhaal, hoor ik u denken. Uiteraard. Maar toch ook niet. Want zo rond 5 maanden kwam steeds vaker de vraag  ‘Hoe lang ik dat nu nog ging doen?’ ‘Of onze vreetkoning wel genoeg had met die borstvoeding?’ ‘Of ik dat nu nog niet beu was?’.

Toen zag ik dus de andere kant: geen applaus meer (voor alle duidelijkheid: dat was niet nodig), wel veel vragen, blikken vol ongeloof en zelfs behoorlijk wat achterdochtigheid. Mijn nabije omgeving heeft het gelukkig allemaal een plaatsje gegeven en daar ben ik hen dankbaar voor, want meer heb ik niet nodig om vrolijk verder mijn zin te doen.

Steeds vaker vraag ik mij af wat het is dat ons bezielt om ouders (of ze nu hun eerste, tweede of vijfde kind krijgen doet er niet toe) te gaan analyseren en becommentariëren wanneer het over hun kinderen gaat.  Natuurlijk denk ik ook elke week weleens “dat zou ik nooit zo aanpakken” wanneer ik een vader of moeder met zijn of haar kind bezig zie, maar om die mensen dan even vrolijk mijn pedagogisch perspectief door de strot te gaan rammen? Neen, vriendelijk bedankt.

Die woordkeuzes: doorzetten, opgeven, kunnen, doorbijten. En 2 jaar later hetzelfde thema (‘bezorgdheid’ en ‘goede raad’) met wat variatie (‘Zo lang borstvoeding geven, dat kan toch niet goed zijn?): waar is dat voor nodig? Natuurlijk kan je opperen dat we als ouder maar emotioneel sterk genoeg moeten zijn om ons daardoor niet te laten uit ons lood slaan; maar wees eerlijk: welke prille ouder heeft daar de energie voor? En, meer nog, waarom een situatie creëren waar moeders en vaders dan moeten ‘boven staan’, wanneer die situatie perfect kan vermeden worden?

Hoe? Door simpelweg  te zwijgen. Zwijgen, het is niet mijn grootste kwaliteit, maar ik nam mij ten stelligste voor om moeders en vaders vooral gerust te laten. Geen analyses van een Engelse studie die dit zegt, geen samenvatting van de gouden raad van een groottante, geen sprekende blikken of uitleg met handen en voeten tot ik ook mijn idee eens heb kunnen poneren. Leve de stilte. De stilte kent alle talen, laten we ze massaal leren wanneer het om ouderschap draait.

Ik ben veranderd van een onzekere, alles moet helemaal vastliggen, om de 2 uur een propere pamper, hij kan alleen slapen in zijn eigen bedje-moeder in een meestal zelfzekere, we zien wel wat de dag brengt, die wasbare luier kan nog wel een rondje mee en desnoods slaapt hij in de fietskar een half uurtje-moeder. (Als ik het zo lees: ik ben klaar om een bakfiets te kopen en in Gent te gaan wonen, Sofie! ) Dat verschil heeft niets met borst of fles te maken en al helemaal niets met de bakken ongevraagde wijze raad die ik over me heen kreeg (en soms nog krijg). Wel met tijd, rust en veel stilte.  En met het feit dat die oudste zoon van bijna 3 ook een eigen wil heeft en zich niet aan een planning houdt. Dat ook. En toch komt de koningin van de keukenschema’s nu en dan nog eens naar boven en wil ik alles tot in detail plannen, niets aan te doen.

En als ik kijk naar die both sides  van mezelf, dan zie ik dat ze zijn allebei een goeie moeder zijn voor mijn kinderen. En meer moet dat niet zijn.

(Noot aan alle zwangere vrouwen in mijn omgeving: Als ik mij toch schuldig maak aan een gebrek aan stilte: sla maar, ik had het vaker moeten doen.)