Ergens in een verlaten baai op Menorca spraken we twee en een half jaar geleden af dat we er echt een gewoonte van moesten maken. Om er af en toe met ons tweetjes echt tussenuit knijpen, het liefst van al naar de zon. Een paar dagen zonder de drukte, de rompslomp, het werk, de wereld en ja: ook zonder de kindjes. Alleen maar de entiteit, alleen maar jij en ik, alleen maar wij.

Vorig jaar – in de nasleep van een verhuis en een tweede kind – boekten we een paar dagen Malaga. Ik was nog speciaal aan mijn baas gaan vragen wanneer het zeker niet ambetant zou vallen voor de programmatie. Van een ochtendshow was toen nog geen sprake en niemand kon voorspellen dat het uiteindelijk de slechtst mogelijke timing was om te gaan. Maar misschien net daardoor ook de beste.

Vorige week donderdag snelde ik van De Goeie Morgen naar de luchthaven. Een paar uur – en geen enkele paspoortcontrole (?) – later stonden we te zweten in Malaga.

De stad was eerst nogal overweldigend, veel groter dan ik had verwacht. Ik hou ook niet van reisdagen. Die kruipen in je kleren en lijken zo’n tijdverlies. Maar zijn ook net wel een beetje fijn. Want plots kan het om drie tijdschriften na elkaar te lezen of zeventien spelletjes rummikub te spelen. Of gewoon praten, zo rustig praten. En lachen.

Vier nachten. Drie volle dagen. Zeventwintigduizend vlinders in mijn buik. Twee fietsen. Eén zee. Eén stad. Eén wij.

img_3003

Het was geweldig. In een volgende blogpost kan ik je zeker 352 redenen geven waarom het heerlijk en fantastisch is om af en toe eens zonder kinderen op reis te gaan.

(Het weerzien is er maar eentje van)

t.b.c.