Bij verhuizen hoort ook dingen weggooien. We hebben veel en veel te veel boeken, dus ik gooide een paar weggeefexemplaren op instagram. Zo stond een oude vriend van een kotgenoot voor de deur. Mensen die je een paar jaar lang elke dag zag, waarbij je uren doorbracht met weinig tot heerlijk niks doen te hangen, die erbij waren. Je weet wel, erbij, toen je nog cornflakes of pudding met speculoos als avondeten at, toen je ook al vond dat je te dik was terwijl je eigenlijk superdun was, toen je nog de persoon was waar mensen notities aan kwamen vragen, toen je met je cursussen een toren kon bouwen die hoger was dan jezelf. Toen.

Er kwam zo iemand de boeken halen, wat een heel vreemd gevoel gaf. Want je bent zoveel jaren, kinderen, een leven verder. Toch ben je onmiddellijk weer aan de praat. Haal je herinneringen op terwijl dat andere leven van vroeger luid en duidelijk op het raam tikt. Een leven van studeren, stressen (dat is niet veranderd), hopen tijd zonder dat je het beseft, constant doen waar je zin in hebt, alleen maar naar jezelf moeten omzien.

Daarna ging ik – zoals al een hele tijd afgesproken – naar de Gentse Feesten. Mijn lijf schreeuwde om een bed en geen keelpijn meer, maar mijn kop wilde echt eens buiten komen. Een ticketje Lunatics graag. Ik trok naar de Tinnepot met vriendin K. (die ook moest spelen) en zette me in de zaal. Een toeschouwer, niet anders dan de andere mensen. Naast mij zaten mensen die geweldig onder de indruk waren, zoals ik ooit ook in de Bal Infernal zat. Waarna ik auditie ging doen en ik plots een echte Gentse vriendenkring kreeg, allemaal dankzij impro. Allemaal dankzij The Lunatics. Met hen zag ik de achterkant van parochiezalen, culturele centra en parkeerterreinen. Zotte tijden. Toen.

Ik heb er van genoten, ik heb zo hard gelachen dat ik er bijna ter plekke een sixpack van kreeg. Maar ik was ook een beetje jaloers. Jaloers dat ik daar niet stond te spelen. Ik moest me bij bepaalde spelletjes zelfs inhouden om niet mee op het podium te springen, ik heb het harder gemist dan ik op een doordeweekse dag voel. Heel dubbel, omdat het leven van toen echt heel erg voorbij is. Wat op zich helemaal niet erg is, alleen soms een klein beetje.

Daarna fietste ik nog wat door de feestende stad, op weg naar de luiewijven op St Jacobs. Ik was weer even een prille twintiger. Zonder een gezin, zonder chronisch slaaptekort, zonder drie wasmanden strijk, zonder het beste lief van de wereld. Met een heel ander leven.

Toen.

Ik zwaaide nog eens en deed de deur dicht. Morgenvroeg zou het zeker pijn doen.