De kerel die het precies drie jaar geleden aandurfde om aan mijn deur te bellen en zei “Hallo, ik ben Tom”. Die zich vervolgens in mijn bed, mijn hart en mijn leven vlijde. De eerste dagen een beetje aarzelend om na een week al stiekem samen te wonen.

Het lief waarbij ik meteen voelde dat het anders was, dat het klopte, dat het vanzelf ging. Waarbij mijn eierstokken quasi onmiddellijk in overdrive gingen, omdat mijn hart vertelde dat hij een fantastische vader zou zijn. Waarmee ik een paar maanden later ook echt de sprong waagde.

De vader waarvan ik eigenlijk wel wist dat hij er in zat, maar toch verrast was dat hij zo natuurlijk kwam. De vader die in het midden van de nacht zonder morren opstaat, om ’s morgens vertederend naar een spelend jongetje te kijken en te zeggen dat je daar toch onmogelijk kwaad op kan zijn. De vader die toch nog een keertje gaat kijken, om zeker te zijn dat hij wel goed ligt te slapen en hem nog een beetje toedekt.

De coach die zegt dat ik moet gaan sporten, omdat hij weet dat ik me dan beter voel. Die het voelt dat ik duwtjes nodig heb. Die zelf marathons loopt en mij daarmee zo trots maakt dat ik bijna een spandoek aan onze gevel zou hangen. Die weet dat ik soms ook moet horen dat ik niet heel erg te dik ben, terwijl hij me stevig knuffelt.

De komiek die met mijn neus mag lachen, die ik niet mag kietelen op lijfstraffen, die me elke dag een mail stuurt om te zeggen hoe het gaat en waarmee ik vaak zo hard moet lachen, dat ik van mijn bureaustoel donder. Die zo snedig uit de hoek kan komen, dat ik me soms afvraag waarom hij geen zaalshow heeft.

De droom die mij de laatste drie jaar elke dag in de arm kneep om te zeggen dat het echt was.

Dat ben jij, mijn liefste.