15 jaar, zolang bestaat mijn improclubje al. Ergens tussen het lustrum en het decennium ben ik daar binnen gerold, maar ruim geschat heb ik de laatste twee jaar zo goed als niets meer gedaan. Om helemaal eerlijk te zijn, echt niks.

Er waren nochtans momenten in mijn leven dat de Lunatics ongeveer alles waren, dat ik minstens twee avonden (en nachten) per week met hen doorbracht. Zondag trainen, wat daarna maandag werd. Dinsdag spelen, wat daarna donderdag werd. En dan vaak in het weekend nog mee on the road, naar de grootste gaten van Vlaanderen of om backstage een beetje wat te hangen in cc’s. Fantastisch.

Op zo’n momenten worden er vriendschappen gesmeed, waarvan het niet per se nodig is om ze te onderhouden. Als ik hen zie, duurt het welgeteld vijftien seconden voor het lijkt alsof het nog maar van gisteren geleden is. En is het werkelijk onmogelijk om hen niet te knuffelen. Zo gaat dat nu eenmaal.

Er waren tijden dat ik mijn draai daar echt gevonden had, als MC. Voor de niet-ingewijden, dat is zo’n beetje een presentator die alles in goede banen leidt. En meer dan dat, want een MC is bij voorkeur ook wel een beetje grappig. En u begrijpt, dat zoiets als vrouw niet gemakkelijk is. Maar het gaat hier niet over vrouwen en humor, het ging hier over mijn improclubje.

Zaterdag vierden we feest, omdat we al 15 jaar bestaan. En toen we daar allemaal sterk uitgedund (veel te weinig anciens, tedoemme) samen stonden, besefte ik hoe hard ik iedereen gemist had. En het gevoel. Maar ook, dat er een nieuwe fantastische fase is aangebroken. Eentje waarin er geen plaats is om de helft van de week van huis weg te zijn en pas een kot in de nacht thuis te komen, eentje waarbij er geen energie meer over is om op maandag te gaan trainen, op dinsdag naar de Charlatan af te zakken en in het weekend naar een of andere parochiezaal te trekken, daar slechte broodjes te eten en uzelf een breuk te lachen. Ook een fase, waarin ik die tijd niet meer wil investeren. Omdat tijd schaars is, en er andere dingen in de plaats zijn gekomen.

In mijn hart zal ik altijd een lunatic zijn. Met trots zal ik tot het einde der tijden mijn trui en T-shirts blijven dragen en iedereen aansporen om te gaan kijken. Maar ik heb dit weekend wel een beslissing genomen. Ergens tussen een dikke knuffel en het moment dat ik bij Radio Topkaas een prijs won voor de mooiste hangborsten.

Hoe graag ik ook zou willen, ik kan niet geen lunatic meer zijn  in de praktijk. Ik zou misschien nog wel af en toe kunnen optreden (agendagewijs), maar een wekelijkse afspraak op training zit er absoluut niet in. En het ene kan niet zonder het andere, dat is een terechte regel.

Ik ga er dus mee stoppen. Maar niet zonder nog eens stevig te knallen op een afscheid. Ik engageer me dus bij deze om minstens twee trainingen bij te wonen, één optreden en er dan zelf nog eentje te doen. Eentje. Bij voorkeur op het podium met een paar dinosaurussen die ook al jaren meegaan. (Het staat nu op het internet, dat betekent dat het officieel is.)

En dan laat ik het aan de nieuwe garde. Want die staan klaar, met heel veel enthousiasme. Een generatie waar ik niks meer mee te maken heb en waarbij ik de eer aan mezelf moet houden. Het was een fantastische tijd, en ik ben apetrots dat ik er deel van uit gemaakt heb.

Het is zo’n fantastische bende, maar het is mooi geweest. In schoonheid afsluiten en dan met warmte terugkijken. Tot aan het feestje voor 20 jaar Lunatics. (En ondertussen zijn er de Remorques, waarover later meer)

laatste MC

En merci mannen. Tot op dat fantastische afscheidsoptreden.